539
ben, om in weerwil van de fcherpzinnige
twyfelingen van onzen Wysgeerop te ma
ken dat het Denk-vermogen met de bekende
werkingen der floflyke wezens niets gemeen
heeft,maar wel het tegen gefielde pa overzulks
aan de Stof niet kan eigen zyn. De Ziel
werkt niet op een wyze aan 't Stof eigen
Xnoch het Stof op de wyze der Gees
ten XI. We befluiten derhal vendat ons
Denk-vermogen noch uit de stof van ons
Lighaamnoch uit deszelfs Zintuiglyk of
Organisch fzamenfielmaar uit een gansch
ander beginfel voordvloeitdat geheel van
het floflyke onderfcheiden is, en met de flof
lyke eigenfchappen niets gemeen heeftdat
daarom een Onftèftyk Wezenof Geest ge
noemd wordt (f).,
XV. Ik houde my nu niet op met de
uitvlugt tot Gods Almagt, 't komt 'er hier
op aanof 't in den aard der Sloffe moge-
lyk zy te denken? Zoo lang die mogelyk-
heid niet kan getoond wordenis deze uit
vlugt ydel y want God wilof doet niets te
gen den aard der dingen ftrydig. - Ook
doet
(f) Men ziet, dat ik my alleen bediene van vetmee,
en zeer eenvoudige Bewyzen. Dit gefchiedt met opzet,
om in deze proef te toonen, dat de Waarheid in dit ge
val waarlylc in zulk een diepen put niet verholen ligt,
als fommigen roepen. Een diepzinniger Betoog zou
het oogmerk dezer Verhandeling min begunftigd, en
my geheel buiten myn beftek gevoerd hebben.