II
bolen eindigt aan den rand van het door.
fchynende hoornvlies ter breedte van i of
lyn gelyk men zomtyds zeer klaar ont
dekt aan de witte kringwelken men in
den omtrek van het hoornvlies vindt. Het
is uit peesagtige veezelen zaamgedeld, en
niet anders als een aponeurothch uitbreidzel
der regte fpieren van het oog Deszelfs
vereeniging aan het harde oogvlies is zeer
vast, en aan het bind vlies los door middel
van een celagtig weefzel. De voornaamde
nuttigheid van dit vlies is om de inplanting
der fpieren in den oogbol te verzeekerenen
?t wit van het oog uit te maaken.
§XÏ. Het hoornvlies is het eerde eigen
vlies van den oogbolhet is 't grootde't
hardde en 't dikde van allen, en 't wordt in
twee gedeeltens onderlcheidenin een On-
doorlchynend (optica)en in een doorfchy-
nend pellucidaHet eerde verkrygt om
deszelfs hardheid den naam van het harde
oogvlies (fclerotica)daar het andere dien
van:: hoornvlies t corneabehoudt.
Het harde oogvlies is het grootde en ag-
terfte dezer tweè gedeeltens, en omvat al't
eene wat de grootde fpbeer van den oog-
ol uitmaakt beginnende alwaar de gezicht
zenuw zig in den oogbol inplant, en eindi
gende aan den cirkel van de kleinefpheer,
Welke op de grootere gevoegd is, Deszelfs