25
terug te zenden, heb ik vermeend dat het noch vreemd aan den
werkkring van dit genootschap noch UE. ongevallig zijn zoude,
indien ik dezen nog zoo weinig bekenden letterschat in dit uur
ter uwer bezigtiging stelde.
Verreweg de meeste dier stukken zijn uit de tweede helft der
XVIde eeuw. Zij verplaatsen ons dus in dat eeuwig gedenkwaar
dig tijdperk der beginselen en voortgang van den opstand tegen
Spanje: van die vreesselijke worsteling voor godsdienstvrijheid
en volksbestaan, die met de moordschavotten van Eg-mond en
Hoorne begonnen, reeds op het einde dier eeuw door overwinnin
gen te land en ter zee bevestigd was. Ik heb die stukken eenig-
zins in chronologische orde gerangschikt, en zoo kunnen wij, ook
zonder mijne aanwijzing, die stukken tot leiddraad nemende,
die gedenkwaardige halve eeuw met elkander doorloopen.
No. 1. Brief van Philippe de Montmorency, graaf van Hoorne,
geschreven uitWeerd aan de regering der stad Groningen, den 11
april 1567, in dehoogduitsche taal. Achter op staat de volgende
aanteekening nLeltre du Comte de Hornes a ceulx de la Ville
mentionneé en la deposition du dernier tesmoingV Hieruit blijkt
dat deze brief gediend heeft als processtuk in het regtsgeding van
Egmond en Hoorne, voor den raad van beroerten, 't welk op den
4'junij 1568 met beider doodvonnis geëindigd is. 1) Debriefbe-
helst in algemeene bewoordingen, dat hij bereid is hunne belan
gen voor te staan, zoo dra hij weder ten hove zal verschenen zijn.
No. 2. Brief van Bodewijk, graaf van Nassau, van 4. mei 1568
(dus 19 dagen vóór den slag bij Heiligerlee) aan de regering van
Groningen uit Dam (Appingadaip?) mede in dehoogduitsche
taal. Achter op staat.Voriginate lettre du Conté Ludewych a
ceulx de la ville de Groeninge, meniionneé en la deposition du
xxmie»e tesmoing. Mede alzoo een stuk van het proces voor
den raad van beroerten tegen hem, zijnen broeder den Prins van
Oranje en andere voortvlugtigen gevoerd, en 't welk op den 28
1) Zie de sententie bij Marcus, bl. 82.