62 kennen zal, en waarom ik dan ook de eer heb deze beide uitste kende officieren in de gunstige protectie van uwe excellentie aan te bevelen. Dat op zoodanige aanbeveling de benoeming volgde, zal wel niemand bevreemdenevenmin als dat hij nu met groote schreden op de baan der bevordering vooruitstapte. In 1824 werd hij majoor, in 1829 luitenant kolonel ingenieur, in 1837, kolonel directeur der fortificatiën, op een traetement van ƒ4500, eindelijk den 23 junij 1841, in laatstgemelde qualiteit, nog bovendien benoemd tot chef der afdeeling genie bij het minis terie van oorlog, met eene toelage van 1000. Het jaar te voren was hij benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Zoo had dan onze Ackermans reeds op zijn 55ste jaar, nage noeg den hoogsten trap bestegen dien zijne carrière met moge lijkheid kon aanbieden. Zijne algemeen erkende kunde en onvermoeide werkzaamheid had hem de baan der eere geëffend, en hij had, gelijk men het uitdrukt, gelukkig gediend. Zoo genoot hij nog eenige jaren de vruchten van een welbesteed leven, en de hem bijblijvende helderheid van geest en onge schokte gezondheid scheen het vaderland zijne zoo hoog ge schatte diensten te waarborgen, toen hij op het onverwachtst te midden van zijnen werkkring gestuit werd Gij herinnert u, M. II., de jaren van 18411843, toen de openbaarmaking van den beruchten staat B aller oogen opende en in het niet ver verwijderd verschiet een staatsbankroet deed te gemoet zien. Het too verwoord van bezuiniging weergalmde alomme, en gewis niet zonder reden. Het werd als de roeping der ministers om die bezuiniging ieder in zijn Departement, op eene groote schaal in te voeren en als tot de uiterste grenzen toe te passen. Vooral bij het ministerie van,oorlog is dit het geval geweest. Men heeft wel eens gevraagd of de toenmalige ministers die grenzen wel niet eens verder overschreden heb ben, dan de billijkheid en het belang van het rijk toeliet. Wat hier van zij, op den 31 October 1843 ontving Ackermans van den minister het berigt dat het Z. M. behaagd had, in verband

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 62