69 zoogenaamde strandrcgt verviel tot eene gewoonte van wreed heid en afschuwelijken roof (6). Schrijvers (die van deze tijden gewagen) vermelden, hoe de kustbewonei's op de gestrande sche pen aanvielen, alles wat zij er van konden magtig worden als om strijd buit verklaarden, en de ongelukkige schipbreukelin gen meermalen aan woeste mishandelingen prijs gaven. Men vindt er van aangeteekend, hoe de ongelukkige, naakte en van alles beroofde schipbreukelingen veeltijds rondliepen met eene schilderij waarop hunne deerniswaardige ramp was afgebeeld, ten einde door dusdanige aandoenlijke tafereelen hunne mede- menschen tot mededoogen op te wekken. Ofschoon in dit opzigt van de eerste bewoners van Zeeland wel niets bepaalds aangeteekend en bekend is, is het toch wel niet twijfelachtig, of ook zij zullen van die gewoonten niet afkeerig zijn geweest. Zonder de Zeeuwen eenigermate in dit hun euvel te vergoelijken, willen wij er hen niet te hard om val len, en over dit tijdvak heen stappen zonder verdere uitweiding. Hoe lang deze stand van zaken geduurd heeft, is moeijelijk te bepalen, doch het blijkt, dat al zeer vroegtijdig de opperhoof den des lands zich deze zaken hebben aangetrokken, dat niet alleen de koningen van Denemarken en Zweden, de hertogen van Ilolstein, de graven van Oldenburg en Emden en andere vorsten van het noorden, maar ook de koningen van Spanje Frankrijk, Sicilië, Napels, Engeland, en de beheerschers van andere landen, de toecigening der schipbreukige goederen zich hebben aangematigd (7). Ook in ons vaderland begonnen de graven, toen zij zich meer en meer in hunne magt vestigden, en zich onafhankelijke vasal- len achteden, het voorbeeld der naburige volkeren te volgen, door de genoemde goederen als res nullins onder hunnen eigen dom te trekken en de benadering er van als één hunner hooge regalia of heerlijke regten te beschouwen (8). Het. ligt geheel buiten ons bestek om te onderzoeken quo jure deze grafelijke geregtigheid werd uitgeoefend; ofschoon het waarlijk weinig moeite zou kosten om te betoogen, dat dezelve in schijn noch schaduw van regten haren oorsprong kan hebben,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 69