5
de rendant één en dezelfde persoon is. De dijkgraven van
de Oostwatering worden in de rekening vermeld, die van
Heyensluus echter niet genoemd; dit is ook het best te ver
klaren, als men aanneemt, dat de rendant het onnoodig vond
dezelfde personen tweemaal met name te noemen. Ook de
traktementen van dijkgraaf, gezworens en andere beambten
worden in de rekening van Heyensluus niet verantwoord, en
evenmin de schouwkosten. Bovendien komt in de rekening
der Oostwatering van 1411 de volgende post voor: //Item des
Sondaechs na Beloken Paeschen, doe die dijckgrave ende die
ghezworen scepenen makeden in Buttinghe, Scellacht, Nieu-
kerke ende in Gleewerskerkealdoe verteert .111 scellingen
ende VI grooten Zooals men zietbehalve Scellacht liggen
al de genoemde ambachten in Heyensluus. En nu is het haast
ondenkbaar, dat dijkgraaf en gezworens van de Oostwatering
het recht hadden om schepenen aan te stellen in ambachten
van Heyensluus, als zij niet tevens die functie voor deze
watering uitoefenden.
Maar er is meer. In de eerste uitgaafposten van de reke
ning der Oostwatering van 1412 worden meer dan eens de
beide wateringen naast elkaar genoemd, terwijl er steeds
sprake is van maar één college van dijkgraaf en gezworens,
b.v. '/Item des Maendaechs voir Sinte Margrieten dach, doe
Symon Jacops soke die dijcgrave met sinen ghezworen die
goede luden van Middelburgh sprac om die ghebreken van der
Oistwatringhe ende van Heyensluus over te ziene up huelen ende
up sluse aldoe verteert in Middelburch III scellingen gr."
In den volgenden post worden de kosten verantwoord van de
schouw, die de //goede luden van Middelburch11 in beide
wateringen hebben uitgeoefend Ook het loon van den knecht
die de schouw aankondigt in beide wateringen, wordt hier
alleen verrekend. Men ziet, het is niet wel mogelijk om voor
de twee wateringen een verschillend bestuur aan te nemen. Ik
concludeer dus, dat in 1412 nog twee zelfstandige wateringen
naast elkaar bestondendie later samen de Oostwatering zouden