de tweede helft van die eeuw, van de zeventiende: de neiging tot
verhuizen is in die periode beduidend toegenomen. Indien we het
verhuispatroon in de tweede helft van de achttiende eeuw wat nauw
keuriger bekijken, dan springt vooral een mogelijke samenhang tussen
dit verhuispatroon en het carrièreverloop in het oog. Naarmate diverse
personen hogere ambten gingen bekleden, vertoonden ze een grotere
geneigdheid om 'duurdere' huizen te betrekken. Hoewel het, vanwege
de geringe aantallen, geen zin heeft deze samenhang door middel van
correlatieberekeningen te bevestigen, wordt toch wel weer wat duide
lijker, wat we reeds vermoedden. De machtsfactor, geconcretiseerd in
de hiërarchie van ambten, is van grote betekenis voor de sociale ver
schillen in Zierikzee. De algemene impressie die we hebben van de
maatschappelijke elite in de achttiende eeuw, van een 'leisure class'
met een zekere hang naar uiterlijk vertoon, wordt door deze gegevens
nog eens bevestigd.
Andere kenmerken van uiterlijke status vertonen hetzelfde beeld. De
meest uitvoerige bron hiervoor is het zogenaamde Dienstboden-,
karossen- en paardengeld. Dit was een belasting die de achttiende-
eeuwse voorloper vormt van de bij de belastinghervorming van Gogel
in 1806 geïntroduceerde personele belasting. Ook voor de achttiende-
eeuwse belasting, die overigens in wat andere vorm ook in andere
gewesten bestond, gold dat er sprake was van het belasten van 'uiterlij
ke teekenen van welstand'. Bij het bestuderen van de kohieren van
deze belasting wordt eveneens de indruk bevestigd, die we reeds had
den op grond van de huisschatting. Het waren weer vooral de leden van
het patriciaat, die het leeuwendeel van deze belasting opbrachten.
Onderling vertoonden ze echter weer weinig verschillen. Slechts enke
len hadden wat grotere aantallen dienstpersoneel en eigen bezit van
karossen of grote aantallen paarden was een zeldzaamheid.
tabel 4. i Aanslag voor paarden
Aantal aangeslagen paarden
1775
1785
1794
Geen aanslag
75
72
76
1
3
5
1
2
3
7
7
3
3
1
2
4
2
1
-
80