Waarom laat Marryat, als eerste, de Vliegende Hollander uit Ter- neuzen komen? De verklaring lijkt eenvoudig. Marryat nam in 1809 deel aan de Engelse inval op Walcheren. Vaak zeilde hij in die jaren met zijn schip op de Schelde. Uit brieven die door zijn dochter Florence zijn uitgegeven, blijkt dat hij later dikwijls in België verbleef. Zo bezocht hij in maart 1835 Brussel en Antwerpen. Terneuzen was in die jaren, vanwege de Belgische opstand en de opening van het Kanaal van Gent naar Terneuzen (1827) regelmatig in het nieuws. En nog aardiger: in Terneuzen was honderd jaar eerder, op 2 maart 1735, Nicolaas Jarry geboren. Deze Jarry zou later een beruchte kaperkapitein worden. Uitgezonden door de Vlissingse rederij Nortier maakte hij tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) meer dan vijftig Engelse schepen buit. Eind januari 1784 sneuvelde hij onder de volle laag van een lading schroot. 'Held Jarry,' dichtte Jacobus Bellamy, 'klinkt langs ieder oord, is trouweloos door de Brit ver moord.' De echo's van de kaapvaart, de kaperkapitein uit Terneuzen en het zeemansverhaal over het gedoemde spookschip kunnen voor Marryat ideale componenten geweest zijn voor zijn Phantom Ship. Het verschijnsel de Vliegende Hollander is zeelieden door de eeuwen heen blijven fascineren. Willem Vanderdecken en zijn schip, 'dat donker van kleur is en de bloedvlag voert, was het onderwerp van ver halen in de benauwde bemanningsverblijven.' In het volkslogies en rond het grootluik bloeide het bijgeloof. Neem het verhaal van de Engelse bootsman van de V.L. Teechen, een drie mast volschip dat rond 1880 beoosten Kaap de Goede Hoop voer. 'Een mooie bries van het zuid-zuid-westen met een donkere wolk drijvende lucht die je telkens uiteen ziet springen als een paar stralen maanlicht er tussendoor wringen. Dan zie je, omdat het schip slingert voortdurend van die spookachtige figuren verschijnen en verdwijnen in de zeilen en op het dek. Op zulk een moment hoorden we de uitkijk roepen: "Zwart schip aan stuurboord!" Een zwart schip wil in de nacht gewoonlijk zeggen: een schip zonder licht. We kwamen dichter bij elkaar. Heel vreemd, want je zag geen beweging aan dek. "Hè?" hoor ik de kapitein vragen: "Praaien ze?" Ik hoorde inderdaad iets daar op die jonk, maar het was geen roepen, eerder een klagend geschrei. "God, daar is wat loos met die schuit," zei de kapitein. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 24