Nu zagen we de jonk echt op ons aanhouden. "Volbrassen," brulde de ouwe en tegelijkertijd: "Oh God, we zijn verloren!" De maan was door de wolken gebroken en liet haar volle licht op de zeilen van dat vreemde schip vallen. De man aan het roer konden we duidelijk zien. Helemaal in lompen, lange afhangende haren, gedekt met een bonte muts, zo scheen die uitgemergelde man daar be wegingloos te staan. Een stuurrad ontdekten we niet, wel een stang. Die man stuurde met een kolderstok, dus dat schip moest heel oud zijn. Nu viel het maanlicht op het gelaat van een tweede man die naast de roerganger stond en die blijkbaar de roercommando's gaf. Het gelaat van beide vreemde gasten was een ronde massa waarin een horizontale spleet en daarboven drie holle gaten. Het waren skelet ten, spoken. Ter hoogte van de bezaansmast stond ook zo'n uitgemergelde kerel met zo'n Volendammer muts op en met z'n voeten in houten klom pen. Hij stak zijn vleesloze handen naar mij uit om me een brief te overhandigen, een grote brief, dichtgeplakt met grote klodders zwarte lak. Ik kon niet, mijn handen waren verlamd van schrik. De jongen sprong toe om de brief te pakken, maar onze tweede stuur man greep dat joch in zijn lurven. Dat doodshoofd slaakte toen een akelige krijs en gleed weg met dat mistroostige vaartuig, weg in de vaagheid terwijl zijn kielwater fosfor vonkte. Direct daarop riep de ouwe alle hens aan dek. "Mannen," sprak hij, "dat kan niemand anders dan de Vliegende Hollander zijn... Hadden wij die brief aangepakt, dan waren we verloren geweest. Dan hadden we hun plaats in moeten nemen en was eeuwige doem ons lot geweest." 'De Heer is bewonderenswaardig in het water,' zegt Psalm 52, maar voor bijgelovigen is de zee altijd een schuilplaats van spoken geweest. Om te beginnen bevestigt de Bijbel met de Leviathan het monsterlijk karakter van vissen. In diezelfde Bijbel zien we een vriendelijke versie van een zeemonster: de walvis die Jonas verschalkt en hem vervol gens na een stevige reis weer uitspuugt. Dan is er de draak die uit zee oprijst en door de aartsengel Michaël verslagen wordt. In de vroege middeleeuwen bevaren reislustige Ierse monniken het noordelijk deel van de Atlantische oceaan. De overlevering vertelt dat een van hen, de bekende Sint-Brandaan, al zijn heiligheid moet inzetten om zich allerlei slijmerige diepzeegruwels van het lijf te houden. Lang heeft de 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 25