cultuur van voos vermaak eist. Immers, er wordt niet langer geknield in kerken en kapellen. De schone zang is verstomd. Het volk zet zijn kansen op zieleheil om in toegangskaarten voor sporthuizen en - erger nog - voor de tempels van dans en ander huppelend vertoon. In rijen verdringt het zich voor de theaters waar de lust beleden wordt. De kleine goden en hun boodschappers worden er, vele malen per seizoen, toegejuicht. Daar maakt de mensheid zich op om in pralend vertoon van sieraad, lijf en leden eer te bewijzen aan de machten der duisternis. Daar, zo sprak de Raad der Getrouwen, ligt de eerste confrontatie. Het theater als slagveld. De duivel zal er, zo hij een hart bezit, in het hart getroffen worden. De secretaris die de Schrijfstift van de Almachtige wordt genoemd, legde dit alles vast. De Opperste Voorsnijder, in dit vergeestelijkte klimaat te zelden aan zijn functie herinnerd, nam daarna het woord. Hij vroeg de botte weg niet te bewandelen en bijzondere aandacht te besteden aan de delicate oplossing. Er dient pas gevochten te worden als de hogere diplomatie heeft gefaald, was zijn boodschap. De Meester op alle Wapenen, altijd beducht voor schade aan het areaal, viel hem bij. Er zou een gezant, met onbeperkte macht bekleed, moeten worden aangesteld. 'Nihil obstat', sprak de vader. En hij zond zijn zoon. 3. Onze tijd is beperkt, had de Centrale Inlichtingendienst laten weten. Nu of nooit! De zoon wist wat hem te doen stond. Kennis is macht. Wie een vijand wil bestrijden, dient alles over die vijand te weten. Dagen- en nachtenlang zat hij op der hemelen zolder over de docu menten gebogen. De waan van eeuwen trok aan hem voorbij. Het theater van de lach, een spel van zang en dans, tranen van geluk, klatergoud, het zwellend geruis van het slechtgestemde wereldorkest, de lachwekkende triomf van de menselijke wil, occult gewriemel, de verkondiging van het Niets. Onder zijn bladerende handen kwamen tijden en steden tot leven. Hij zag koetsen af- en aanrijden. Een bonte mengeling van leeglopers vulde lanen en boulevards. Ze lachten. O, dat waas van vrolijkheid dat de ernst verdoezelt! Wee, het pad van de ledigheid! Hij zag het verguldsel van de theaters, het rode pluche, hoorde tule ruisen en gordijnen van zwaar fluweel. Daar klonk gerucht van nerveuze bedrijvigheid. Een aardse koning, een prinses en honderd lakeien reden aan. De wereld neeg in eerbied. Uitgelatenheid. Applaus. Doek! 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 30