Zo beginnen en eindigen de spelen des verderfs.
De zoon werkt zijn plannen uit. Hij zal de naam en de gestalte van het
kwaad aannemen. De dekmantel past hem best. Zo zal hij door
dringen tot de kern en de vader vanuit het brandpunt kunnen
berichten over het vernietigende vuur. Voor hem liggen de stapels.
Hij kiest het verhaal dat hem verbijsterd heeft. De Vliegende Hollander
staat er in sierlijk schrift. Honderdenvijftig jaren houdt het zangspel
de mensen in zijn genadeloze greep. In die jaren kwam een dode
letter tot leven. De hoon, die de aanvang markeerde, verklonk. De
bedenkers werden stilaan meesters genoemd...
Is hier plaats voor twijfel? De zoon prent zich in, dat wat verwerpelijk
is verworpen moet worden. Welke mens kan het zich, tegenover de
almacht van de vader gesteld, veroorloven af te dalen in de wereld
der duistere geesten? Wie waagt het de zielen der gestorvenen te laten
zweven, te laten zwalken op de wereldzee? Wie onttrekt straffeloos de
mensen, als hun tijd gekomen is, aan het laatste oordeel?
4.
Het plan is gemaakt. De zoon gebiedt de Kanselier van het Perkament
zijn papieren uit te schrijven op de naam van Willem van der Decken,
schipper tussen twee werelden, geboren te Terneuzen. In korte tijd
wórdt hij Van der Decken. Hij leert een taal die moeilijk is en ma
nieren die weinig talrijk zijn.
Hij wrijft de spiegel schoon en zegt de nieuwe Van der Decken:
'Vreest god noch de duivel, zijt een hard man, een schipper die
orkanen bedwingt, kusten trotseert, een dodenschip de storm in
steekt en vaart tot in de eeuwigheid.' Zo spreekt de zoon.
Hij legt brokaat en zijde af en vindt in de Magazijnen des Heelals een
gepaste uitmonstering. Als om te bewijzen dat de tegendraadsheid
van Van der Decken reeds zijn deel is, kiest hij een blauwe hemel
vaartsdag om af te dalen. In de Stad van Stank en Staal landt hij aan
boord van The Flying Dutchman 'Zilverschoon'. Terneuzen is zijn
doel. Daar zal hij testen of de vereenzelviging met Van der Decken
bestendig is. Het ijzeren spoor brengt hem een eindweegs. Daarna
stampt onder somber gedonder een moe schip over de rollende
golven. Hij staat aan de reling en ziet Terneuzen naderen. Het blijkt,
geheel volgens verwachting, een kleine stad vol bierhuizen, verlopen
dichters en vervuild geboefte. De kerken blijven er leeg. Het godver
geten volk heeft zich overgegeven aan het Sacrament van de Sneeuw
dat aardse liefde predikt. Een theater is er, tot lof van de vader, niet.
31