Over de zwarte, gladde tijd Stuurloos en blind. Er is geen einde en geen kust, De laatste ster is al geblust. Hier wordt 'Het Verlangen', een sinds Baudelaire en Mallarmé veel voorkomend motief in de poëzie, voorgesteld als een spookschip dat stuurloos op de golven doolt zonder ooit een veilige kust te bereiken. De hopeloosheid van dit verlangen is niet heroïsch zoals bij Slauerhoff, die verlangt naar 'een ster om op aan te sturen', maar het verloedert op een burleske manier in het gebrul van de dronken equipage. De dronken equipage bmlt 'Wij gaan nog niet naar huis', een lied Van bittere overmoed venmld: 'nog lange niet, nog lange niet!' Hier is het grote avontuur van de Vliegende Hollander gedegenereerd tot het ordinaire platte lawaai van een nachtelijke rondvaartboot. Achterberg Tot slot het gedicht van Achterberg: 'De Vliegende Hollander' in de bundel Osmose (1941). Ik sprak al het vermoeden uit dat dit gedicht veel eerder is geschreven, nog in de beginjaren dertig. Na een periode van stilzwijgen immers verzamelde Achterberg een groot aantal gedichten in de talrijke bundels die hij vlak na 1941 publiceerde. Daarbij zijn invloeden van Marsman en Slauerhoff in zijn taalgebruik aanwijsbaar. Van de sage van de Vliegende Hollander is niet veel meer over. Het gedicht is kort genoeg om in zijn geheel te citeren. Langs de nachtkim van de doodzee, op het lichtglim in het bootzeil, zoals scheepslui op de poolster, getrokken uit het hart van dit heelal, zonder weerkeer 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 56