Zijn dode loof zal nog lang wuiven.
3.
In het laatste vooroorlogse jaar was hij als een zigeuner door Duits
land gaan zwerven. Met een hart vol Jodenhaat en een hoofd gevuld
met Groot-Germaanse fantasieën en "blut und boden" gedachten.
Een verleden bezat hij niet, dus had hij ook geen naam. Maar later
zou hij zich Teewis Breekvoort noemen. En die naam staat er dan ook
in. Hij was naar Duitsland getrokken om de sfeer van rassenhaat te
proeven, die als een giftige nevel daarginds was neergedaald op de
zielen van velen. En met in het achterhoofd de gedachte nog eens
soldaat te worden - als iemand zonder afkomst dit tenminste kon - in
het Duitse leger en dan ook mee op te trekken naar een van de
fronten. Maar daar was hij tenslotte toch te laf voor geweest en toen,
na een maagkwaal voorgewend te hebben om niet tot dienstneming
gedwongen te worden, had hij gesolliciteerd bij een bedrijf dat
specialist was in het vervaardigen van marmeren lauwerkransen en
andere eretekens voor aan de fronten gevallen kameraden. Toen had
hij het steenkappersvak geleerd; een kunst die hem later nog goed
van pas zou komen.
Na de voor zijn vrienden desastreuze afloop van de oorlog ging hij als
een mol onder de grond, om weer aan de oppervlakte te komen in M.
Daar kroop hij ongezien in een leegstaand poortgebouw van een uit
gestorven stadsgilde. Aanvankelijk verroerde hij zich daar niet, bang
als hij was voor de te verwachten gevolgen wanneer hij tevoorschijn
zou komen. Maar hoewel hij het duister minde begon hij het op den
duur toch knap benauwd te krijgen in zijn donkere hol, bovendien
raakte zijn noodrantsoen uitgeput. En op een goede dag, de angst was
inmiddels ook wat gezakt, waagde hij het erop en smeet de luiken
open. Maar pas nadat jij op een binnenkant het volgende getekend
had:
"TEEWIS BREEKVOORT"
-Beeldhouwer-
(voor al uw bestellingen)
De eerste opdrachten kreeg hij al snel binnen. Ze kwamen van het
stadsbestuur. Dat blij verrast bleek toen het merkte dat er zonder dat
men het geweten had, een kunstenaar in hun midden woonde. En
dan, nota bene, nog wel een die steenbeitel en klophamer wist te
67