hanteren; precies wat ze nodig hadden. Want eindelijk kon worden begonnen met het herstel - in Gotische stijl - van het door Teeuwis vrienden (maar dat wisten ze immers niet?) in de meidagen van '40, verwoeste stadhuis. Zijn volgende klanten waren particulieren: vrouwen. Meest echt genotes van notarissen, rechters, griffiers, artsen, (speciaal die van specialisten) en directrices van Ziekenhuizen. Ze wilden allemaal les van hem hebben en kregen dat ook. Vaak op meer dan een manier trouwens. Zodat er nu overal binnen de vesten van M. niet alleen kleine Teeuwisjes staan, maar er ook lopen. Zijn aanwezigheid in M. is dus nog duidelijk zichtbaar; ook nu hij er niet meer is. Van Levinus Everhuis wordt ook de plaats gegeven waar hij begraven ligt; hij rust onder een stenen vlam op het kerkhof van G. Daar raakt zijn grafwand aan de groeve van iemand waarvan ook de stamboom kruin getoond wordt. Maar van Teeuwis is nog steeds geen laatste verblijfplaats bekend, al lijkt zijn schim te zijn vervlogen. - Ach wat! Laat die maar vliegen! Vandaag of morgen duikt hij wel weer op. Misschien wel in een obscuur Antwerps café, dat toevallig De Vliegende Hollander heet, en waar de wanden bedekt zijn met Zwarte Leeuwenvlaggen en nazi tekens. Of anders wel in een gore kroeg van M. waar aan de stamtafel plannen worden gesmeed om vannacht maar eens de graven te gaan schennen van de Portugese Joden - aan hun eigen gang. Middelburg, 11 oktober 1993 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 68