plaats. Daar werd het uit Frankrijk, Portugal of Spanje aangevoerde grove zout in grote pannen met water opgelost waarna het werd ingedampt. Het overgebleven gekristalliseerde zout was daarna voor consumptie of conservering van levensmid delen geschikt. Heshuijsen bezat één en in sommige perioden twee zoutketen in Zierikzee. Een groot deel van het geraffineerde zout werd met binnenvaartschepen naar elders verscheept. Heshuijsen verkocht het zout voornamelijk in 's I lertogen bosch, maar zijn zouttransporten gingen ook naar Arnhem en nabij liggende Duitse steden. Volgens het grootboek van Heshuijsen De Jonge bezat de firma ook nog belangen in de lijnbaan van Zierikzee. Daarnaast bekleedde Heshuijsen belangrijke bestuurlijke en maatschappelijke functies. Zo was hij tussen 1751 en 1775 verscheidene malen commissaris van de Slavenbeurs, trad hij als pensionaris-honorair van Zierikzee op en was hij van 1760 tot 1775 rentmeester-generaal Beoosten Schelde.6 In de laatste hoedanigheid was hij belast met het beheer van de gewestelijke domeinen. In 1768 trad Heshuijsen tot de vroedschap van Zierikzee toe en werd hij in 1776 tot burgemeester van de stad gekozen. Verder vervulde hij nog uiteenlopende functies, zoals heem raad van Schouwen, weesmeester, rentmeester van de geestelijke goederen in Schouwen-Duiveland, overdeken van het scheepstimmerliedengilde en commissa ris van de Posterij. In 1753 kocht hij de ambachtsheerlijkheid Dreischor met het slot Windenburg van Pieter Mogge en mocht hij zich vanaf dat moment Heer van Dreischor noemen. Op 2 juni 1763 trad Martinus Bonifacius de Jonge in het huwelijk met de achttien jarige Hillegonda Christina Heshuijsen, een in Naarden geboren nicht van Anclries Heshuijsen. Kort daarna richtte Andries Heshuijsen een handelsfirma op met dit aangetrouwde familielid, want op 3 september 1763 treffen we de eerste nota riële akte aan met de vermelding van "het comptoir van negotie van de Heeren Mr. Andries Heshuisen en Martinus Bonifacius de Jonge". Daarvoor stonden alle akten alleen op naam van Andries Heshuijsen. Met de komst van De Jonge heeft Heshuijsen de rederij met een betrouwbare partner versterkt. Enkele maanden voor de oprichting van de nieuwe firma had Heshuijsen al een nieuwe handelskoers uitgestippeld door twee kleine hoekerschepen, die voor de oester- en kreeftenhanclel werden ingezet, uit de vaart te nemen. De vloot bestond daarna uit zestien koopvaardijschepen en verscheidene vissersschepen. Dat was 29 procent van de totale Zierikzeese koopvaardijvloot. Uit de onderstaande grafiek valt af te lezen dat het aandeel van de firma in de daaropvolgende vijf jaar iets zou teruglopen naar 25 procent. Het aantal jaarlijkse uitredingen van Heshuijsen De Jonge, afgezet tegen het totaal aantal scheepsreizen vanuit Zierikzee, zou sneller afnemen, In 1763 maakten de schepen van Heshuijsen De Jonge nog vijftig rei zen, wat ongeveer 25 procent was van het totaal. In 1768 was dat aantal teruggelo pen naar zestien procent. Een verklaring hiervoor was de verkoop van kleine hoe kers die voor nabij gelegen bestemmingen werden uitgerust en meerdere scheeps reizen per jaar maakten. Naast de in 1763 verkochte hoekers had de firma nog één oester- en kreeftenhoeker in de vaart. Dat was de Gentse Maagd die in 1766 werd verkocht. Datzelfde lot wachtte het 'prikschip' Bruinisse dat twee jaar later van de hand werd gedaan. De overgebleven koopvaardijschepen, veelal middelgrote tot grote koopvaardijschepen, zeilden voornamelijk op Frankrijk, de Middellandse Zee en de Oostzee, bestemmingen waar doorgaans maanden mee gemoeid waren. Bovendien zou de firma de handelsvaart buiten Europa heropenen. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2008 | | pagina 12