De heropening van de gemoderniseerde zaak vond plaats op 26 juni 1929.
Willem Merle zag in de twintiger jaren een voor hem verontrustende ontwikkeling
in het zakenleven. Enkele detaillisten in het land gingen er toe over om zich ook in
andere gemeenten te vestigen, onder andere door plaatselijke zelfstandige winke
liers uit te kopen. Wie veel vestigingen had kon voordeliger bij groothandelaren en
fabrikanten inkopen en daarna die artikelen voordeliger aanbieden dan een 'kleine
zelfstandige'. Die trend zag hij bij kleding- en manufactuerenzaken en bij een aantal
kruideniers. In die tijd kwamen de winkels van De Gruyter, Albert Heijn, Simon de
Wit, De Spar, de Coöp en Jamin in de grotere steden steeds duidelijker in beeld. Op
den duur zouden deze ketens zich ook in kleinere plaatsen vestigen. Willem voelde
er niets voor zijn zelfstandigheid kwijt te raken en zocht contact met gelijkgestemde
collega's in andere plaatsen. Er werd een landelijke belangengemeenschap opge
richt, de INCO, die in het groot zou inkopen ten behoeve van zelfstandige kruide
niers die lid werden. Willem Merle was jarenlang secretaris van de INCO en derhalve
aanwezig op de vergaderingen die meestal in het nog altijd bestaande hotel-res
taurant 'De Roode Leeuw' aan het Damrak in Amsterdam gehouden werden. Hij
logeerde clan een paar dagen bij zijn dochter Lien en zijn schoonzoon Maarten Klok.
Het tij bleek echter niet te keren. In cle Zierikzeesche Nieuwsbode van 17 september
1930 werden twee advertenties geplaatst, een kleine van Willem Merle met een aan
bieding van boterhamspeculaas a 7 cent per ons en een paginagrote annonce van
Albert Heijn, volgens de tekst 'het grootste kruideniersbedrijf in Nederland met 135
filialen', in verband met de opening van een filiaal op de Appelmarkt. Dat moet voor
Willem Merle een trieste dag geweest zijn.
Kort voor de Iweede Wereldoorlog werd Willem Merle geportretteerd door ama
teurschilder Breetvelt, hoofdonderwijzer van de openbare lagere school in de Nieu
we Boogerdstraat, die het schilderij signeerde met G.H. Breetvelt 25/6 '38. Of er een
speciale reden was om toen een portret te laten maken is mij niet bekend. Als ik er
naar kijk, zie ik mijn grootvader zoals ik me hem herinner en Breetvelt's impressie
is mij heel dierbaar.
Mijn jeugdherinneringen
We logeerden tijdens de schoolvakanties het meest bij opa en oma Merle en sliepen
op de voorkamer van de hoogste verdieping met uitzicht op het Havenplein, voor
mijn gevoel bijna onder cle klok van de Kleine- of Gasthuiskerk die me de eerste
avonden uit de slaap hield. Die kamer had geen verwarming en geen waterleiding,
in de kerstvakanties waren de dekens 's morgens bedekt met rijp, was het water in
de waskom bevroren en stonden er schitterende ijsbloemen op het raam. Ik herin
ner mij de nieuwjaarsdagen uit die tijd als iets heel bijzonders, 's Ochtends op 1
januari wensten we elkaar een gelukkig nieuwjaar toe, inclusief Jane. Eind van de
morgen verwachtten we het overige personeel dat bij oma en opa langskwam om
ons allen geluk te wensen. Ze bleven op de koffie en kregen een 'glaasje', de man
nen jenever en de dames door oma gemaakte kandeel. Ik denk achteraf dat ze dan
bij het afscheid een envelop met inhoud meekregen, maar ik heb dat ritueel nooit
bewust gezien. Na cle boterham moesten wij dan de familie langs om bij hen onze
beste wensen uit te spreken. Je moest diverse adressen af, beginnend bij de oudste
broer of zuster van oma of opa en verder in de volgorde van geboorte tot je bij de
jongste was beland. Ik vond dat grappig, maar heb mij veel later gerealiseerd dat het
toch eigenlijk een strak protocol was.
Mijn herinneringen aan de winkel, het magazijn, het pakhuis, de 'koffiebranderij' en
27