klimatologische omstandigheden werd daar alleen in de zomer gevist. In tegenstel ling tot de voorjaarsvisserij, viste men dan met de 'vleet' of netten en werd de vis direct na vangst voor conservering gepekeld met fijn geraffineerd zout. Zoals hiervoor al opgemerkt, kende de Zierikzeese visserij vanaf de zeventiende eeuw een neergaande lijn. Toenemende concurrentie was een van de belangrijkste oorza ken daarvoor. Zo bracht een deel van de Zierikzeese stuurlieden hun vangst niet naar de thuishaven, maar rechtstreeks naar de visafslagen in steden aan de Maasmonding. Daar was de vraag naar vis een stuk hoger en kregen de vissers een betere prijs. Door de teruglopende haringvisserij beperkten de Zierikzeese vissers zich in de achttiende eeuw voornamelijk tot de kabeljauwvisserij. Maar ook die raakte in het slop. Om de visserij te steunen, stelde het stadsbestuur van Zierikzee in 1752 een subsidieregeling vast voor nieuwe vishoekers. Twintig jaar later werd deze steun verder uitgebreid met kapitaal uit het legaat van Pieter Mogge.3 Daarnaast vaardig den de Staten-Generaal in 1778 een plakkaat uit om de Nederlandse visserij tegen de sterk toegenomen internationale concurrentie te beschermen. Op straffe van een hoge geldboete was het "strengelyk verboden" om vishoekers voor buitenlan ders te bouwen of aan hen te verhuren.4 Volgens het eerder genoemde grootboek hadden Heshuijsen De Jonge in 1770 vijf vishoekers in de vaart die uitsluitend voor de visvangst waren bestemd. Een jaar later werden er twee verkocht. Daarnaast bezat de firma nog enkele kleine hoe kers die in de wintermaanden voor de oester- en kreeftenhandel uitzeilden en in de zomer voor de visserij werden ingezet. De koopvaardij In het derde kwart van de achttiende eeuw werden veruit de meeste Zierikzeese koopvaarders voor de Europese vaart uitgerust. De belangrijkste bestemmingen waren de 'Bocht van Frankrijk', Engeland en Noorwegen die samen circa 85 pro cent van alle uitredingen voor hun rekening namen. Toch vormt het aantal jaarlijkse uitredingen geen waterdichte aanwijzing voor de bedrijvigheid van een bepaalde rederij, want de reisduur varieerde sterk, afhankelijk van de bestemming. Engeland lag bijvoorbeeld dicht bij Zeeland en een reis kon in twee weken worden voltooid. Daarentegen waren met de 'Straatvaart', zoals de scheepvaart naar het Middellandse zeegebied in de bronnen dikwijls werd genoemd, al snel verscheidene maanden gemoeid. Bovendien werden vaak meerdere bestemmingen in dezelfde scheepsreis gecombineerd. Vanuit Ierland zeilde men soms direct naar Frankrijk en Franse goe deren werden op hun beurt weer naar de Middellandse Zee vervoerd zonder eerst de haven van Zierikzee binnen te lopen. Daarom is ook de reistijd in het onderzoek betrokken. De 'Bocht van Frankrijk', het West-Franse kustgebied ten zuiden van Brest tot aan de Golf van Biscaije met belangrijke havensteden als Nantes, La Rochelle, Bordeaux en Bayonne, was de drukst bevaren streek voor schepen uit Zierikzee. De helft van alle koopvaarders had dit kustgebied als bestemming. De hoekers vervoerden hoofdzakelijk vis, kaas en landbouwproducten, zoals meekrap, graan, erwten en bonen. Vandaar exporteerden zij voornamelijk wijn, zout en kastanjes. Ierland exporteerde veel boter, rundvlees en "gezouten huyden". Uit angst voor veepest werden de koehuiden in Zierikzee niet aan wal gebracht, maar direct op binnenvaartschepen overgeladen, waarna ze naar elders werden getransporteerd. In Engeland werden, naast kolen, vooral oesters en prikken gehaald.5 Vis, hout en kreeften waren belangrijke handelsproducten uit Noorwegen. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2008 | | pagina 8