kenmerken. De collecties konden voortaan goed onder de aandacht van het publiek worden
gebracht. Het publiek reageerde positief door in groten getale te komen, wat zijn eigen pro
blemen meebracht. Materiaal raakte door elkaar, scheurde, sleet, verdween en meer van
deze narigheid. Oudere werken en handboeken die voorheen op de studiezaal stonden en
ter hand konden worden genomen, werden aan het oog onttrokken en opgesteld in klima
tologisch verantwoorde, maar niet vrij toegankelijke ruimten als 'magazijn' en 'kluis'. De
basis van deze maatregelen werd veel minder gevormd door onbedoelde neveneffecten van
de populariteit van het Documentatiecentrum, dan wel door verkregen inzicht in hoe met
dergelijke materialen om te gaan.
De belangstelling voor het oude en kostbare boek is bij wetenschappers en het publiek de
afgelopen jaren toegenomen. De verzameling oude drukken in de Zeeuwse Bibliotheek,
waarvan zo'n 3000 exemplaren als Zeeuws aangemerkt kunnen worden4, is via de geauto
matiseerde catalogus vindbaar en beheersbaar4. Een gedeelte van het oude bezit behoeft
dringend conservering, wil het materiaal zijn publieke functie kunnen uitoefenen.
Helaas is voor het 19de- en 20ste-eeuwse papieren materiaal een geconditioneerde opslag
alleen niet voldoende. De samenstelling van het papier is van dien aard, dat het materiaal
spontaan uiteen valt. Deze verzuringsproblematiek speelt uiteraard niet alleen binnen de
muren van de Zeeuwse Bibliotheek. Een nog maar nauwelijks tot het publiek doorgedron
gen soortgelijk probleem wordt gevormd door de magneetbanden voor beeld en geluid. Als
drager blijken de banden zeer instabiel: beeld en geluid gaan na verloop van tijd sterk ach
teruit. Met moeite bijeengebrachte informatie wordt zo vanzelf gewist. Over de houdbaar
heid van digitaal opgeslagen materiaal en de beschikbaarheid van apparatuur om gegevens
te lezen zijn veel onduidelijkheden. Het kan niet anders of dit soort problemen zal in een
groter verband aangepakt moeten worden.
Presenteren
Het materiaal is bijeengebracht om het publiek ten dienste te staan, nu en in de toekomst.
Op de keper beschouwd zijn publieksfunctie en bewaarfunctie tegenstrijdige zaken. Toch
moet voor het voortbestaan van collecties worden gevreesd als publieke belangstelling ont
breekt. Al in de eerste jaren zijn allerlei presentaties georganiseerd, zowel in de eigen
behuizing als elders in samenwerking met anderen. In de Zeeuwse Bibliotheek wordt door
lopend materiaal uit de eigen collectie getoond. Daarnaast zijn fraaie exposities te zien
geweest in de tentoonstellingsruimten over de V.O.C. in Zeeland, vrouwenarbeid, fototen
toonstellingen rond de Tweede Wereldoorlog, boekbanden en, recent, vroege fotografie.
Voor de bibliotheken in de regio wordt een reizende tentoonstelling samengesteld rond een
centraal thema.
Publiceren is een andere methode om het publiek kennis te laten maken met het materiaal.
M.P. de Bruin heeft door de jaren heen enorm veel van zijn hand in druk laten verschijnen.
Na de benoeming van drs. M.E. (Marlies) Jongejan tot hoofd van het Zeeuws
Documentatiecentrum in 1986 is veel energie gestoken in het stimuleren van het gebruik
van het materiaal door het publiek. Haar contacten met onderzoekers en instellingen, als
mede haar bijdrage aan gezamenlijke initiatieven, zijn uiterst effectief gebleken.
De techniek zal in de toekomst steeds meer de vorm bepalen waarin het publiek met het
materiaal in aanraking komt. Juist de techniek maakt het mogelijk het origineel onder
ideale omstandigheden te bewaren en de informatie toch ter beschikking te stellen, zoals
bij de verfilming van kranten het geval is. Deze investering heeft zijn nut dubbel en dwars
bewezen. In de nabije toekomst wordt veel verwacht van digitalisering van beslaande infor
matie en dito beelden. Collecties die in het verleden uit elkaar zijn gehaald en nu een ver-
49