Omwenteling en terugkeer van Oranje
Eva Maria vertelt haar vader in haar brief over de
laatste dagen van een periode van grote politieke
onzekerheid. Begin november was het tot de
Nederlandse bevolking doorgedrongen dat de
Franse macht door de catastrofale afloop van de
Russische veldtocht (1812) en de nederlaag bij
Leipzig (oktober 1813) zijn langste tijd had
gehad. Pruisen en Russen naderden de grens.
In Amsterdam en Leiden braken in november
1813 oproeren uit. Hoge Franse bestuurs
ambtenaren in de hoofdstad en in Den Haag
verlieten hun posten.
Het bekende driemanschap in Den Haag, Van
Hogendorp, graaf Van Limburg Stirum en Van
der Duyn van Maasdam, besloot daarop doortas
tend op te treden. Op 17 november 1813 ver
toonden Van Limburg Stirum en de zonen van
Van Hogendorp zich met Oranje-kokardes op
straat, welk voorbeeld door velen werd gevolgd.
In de Haagse schouwburg werd het "Wilhelmus"
gezongen'. Eerstgenoemde aanvaardde het ambt
van gouverneur van Den Haag, in naam van de
erfprins van Oranje-Nassau. Toen Napoleon
hierop niet met het sturen van ordetroepen
reageerde, namen Van Hogendorp en Van der
Duyn van Maasdam het besluit een Voorlopig
Bestuur te vormen, eveneens namens de prins,
over wiens verblijfplaats men destijds nog in het
ongewisse verkeerde "Onbeschrijfelijk" was
dan ook de geestdrift toen, op 30 november, het
bericht werd ontvangen dat de prins vanuit
Engeland op het strand van Scheveningen was
geland. Op 2 december 1813 aanvaardde deze
zoon van de gevluchte stadhouder Willem V de
regering als soeverein vorst. In alle Nederlandse
departementen lagen toen nog Franse troepen.
Mr. Willem Maurits de Brauw,
echtgenoot van Eva Maria van Breugel,
leider van het verzet tegen de Fransen
in december 1813 (olieverfportret door
Taco Scheltema (1760-1837);
foto Iconografisch Bureau)
Eva Maria van Breugel, echtgenote van
mr. Willem Maurits de Brauw, schrijfster
van de brief (olieverfportret door Taco
Scheltema (1760-1837); foto
Iconografisch Bureau)
5