109
HMi 30 cm peil
20 cm p&l
K'-"-X-l 5 cm ~hpeil
van gelijke orde van grootte als de hil. Dit model is dus een soort
„dubbel-hil".
Maaiveld-hoogte
De maaiveld-hoogte ten opzichte van het water in de inlaag is het kernpunt
De inlagen hebben geen boezemfunctie meer. De waterstand wordt door
neerslag en verdamping bepaald zodat er in het broedseizoen niet onaan
zienlijke verschillen optreden. De verleiding is dus groot om de hillen niet te
laag te maken „om aan de veilige kant te zijn".
Maar dat zou nu juist volledig in strijd zijn met alles wat we tot nog toe over
de onverbrekelijke band tussen Grote Sterns en de milieu-dynamiek hebben
gezien. Met andere woorden we zullen ook risico's moeten nemen en vooral
niet te hoog boven het gemiddelde waterpeil mogen gaan.
Het grootste deel van iedere hil is daarom op 20 cm peil gedacht. Aan de
windkant zou een 5 m brede strook moeten liggen op 30 cm peil met het
oog op overspattend water. Aan de leizijde moet het peil slechts 5 cm peil
zijn.
Samenstelling van het materiaal
Is een tweede zeer belangrijk punt.
De „hoge" strook aan de windkant ware te maken van een mengsel van grof
grint en schelpen, daarna volgt op 20 cm een mengsel van zand en schelpen,
zodanig dat de schelpen pleksgewijs overheersen. Een zelfde mengsel maar
met minder schelpen volgt dan op de 5 cm zone. Nadat de Grote Sterns zich
7 7l&zrsendz
wind