10 studie en de aktes. Er gingen nog jaren voorbij. Na Haarlem kwamen nog be noemingen in Oosterland en Rotterdam. En eindelijk in 1909 werd hij be noemd tot Hoofd der School in Noordgouwe. Nu kon de jacht beginnen. In die dagen waren er in ons land nog maar drie vogelfotografen. Dat waren de mannen van het eerste uur. die reeds voor 1900 begonnen. P. L. Steenhui zen, de preparateur van Artis, R. Tepe en daarna als derde, Alph. Burdet, een Zwitser, die zich omstreeks 1902 in het Kennemerland vestigde, nadat hij eerst vooral klederdrachtfoto's gemaakt had, maar daarna op aanraden van Jac. P. Thijsse vogels ging fotograferen en later ook filmen. En nu, in 1909, werd Vijverberg de vierde man en toen kon het grote spel beginnen. Vijverberg kocht zijn eerste camera, weliswaar een tweedehands toestel, maar het was een pracht exemplaar, mahoniehout met koperbeslag, zoals men nu nog slechts op dure antiekmarkten tegenkomt. Het kostte dan ook dertig guldens, een bedrag, dat een eenvoudig dorpsschoolmeester zich eigenlijk niet kon veroorloven. Maar hij vond dat het moest, dus de aankoop geschiedde. Waar het geld op bespaard moest worden, wist het prille echt paar Vijverberg ook niet. De eerste tijd besteedde hij aan het maken van foto's van nesten, omdat hij de techniek eerst onder de knie wilde krijgen. Uit die tijd is nog een merkwaardige foto afkomstig. Op een wandeling door een van de bossen schoot er plotseling een bruine schaduw onder zijn voet van daan, en daar lag een patrijzennest met er om heen de staartveren van de vogel. Hij had hem op de meest letterlijke manier op de staart getrapt. Wie eigenlijk het meest geschrokken was, is nooit vastgesteld, maar de patrijs is op het nest teruggekeerd. Ondertussen werd in de populieren voor zijn huis het nest van een Grauwe Vliegenvanger ontdekt. Daar wilde hij wel eens een eerste poging mee wagen. Het nest zat echter te hoog voor het statief. Geen nood, een rieten tuintafel bijgeschoven, daarop het statief met de camera. Op een stoel staande ingesteld, en de zaak leek klaar. Helaas bleek het zaak je al te wankel. Nog voor hij van zijn stoel geklauterd was, lag ook de camera op de straatstenen. De schade viel mee, maar de littekens bleven. Trouwens die mooie camera heeft maar kort dienst gedaan. Met de lens en het platen- chassis bouwde hij een nieuwe, die beter tegen het harde veldwerk bestand was. Het werd een groengeverfde kist, die eenvoudig op een stapel gras zoden gezet kon worden, en zonodig met een graszode gecamoufleerd kon worden. Dat was de eerste camera die hij zelf bouwde. Maar er zouden er nog vele volgen. Ook het sluitermechanisme had zijn aandacht. Bij die eerste camera geschiedde het afdrukken van de sluiter zoals toen gebruike lijk met een bal aan de lange slang. Dat ging goed, tenzij de bal of slang ging scheuren, want dan gebeurde er niets. Dat is hem ook eens overkomen en nergens zo gauw een nieuwe te krijgen. Die ene keer werd het probleem op gelost door eenvoudig glazen buizen uit de natuurkunde in hanteerbare stuk ken aan elkaar te zetten, het werkte prima, maar praktisch was het echt niet om met een bos glazen buizen onder de arm het duin in te trekken. Al spoe dig ontwierp hij een sluiter, die door een elektro-magneet in werking gesteld werd. Zelfs lukte het op die manier de vogel zelf de sluiter te laten werken. Zo maakte in 1912 een mus zijn eigen portret. Maar dat ging hem toch te ver.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 10