Na deze leraar-leerling-kennismaking van de H.B.S. is er ook nadien een pret tig contact tussen ons blijven bestaan. Vooral later, toen de Vogelwacht" zich ontwikkelde kwamen we weer dikwijls met elkaar in aanraking, een om standigheid die (en ook hier weer voel ik me gelukkig!) mocht voortduren tot het eind van zijn leven. In sportieve kledij, passend zowel bij de motorfiets als bij de natuurvorser. Dan duwde hij de „stoomfiets" over de met een laagje grind bedekte speel plaats, tussen de daar vertoevende schare scholieren door, naar de tegen het houten noodgebouw geplaatste fietsenstalling. Alvorens zich naar de le raarskamer te begeven keek hij meestal eerst nog even naar de niet zo heel ver van de school staande St. Lievens Monstertoren. Immers, rond deze, het oude stadsbeeld beheersende steenkolos, beter bekend als „den dikken to ren", waren doorgaans meerdere Torenvalken te zien. Deze vonden daar ook een passende broedplaats (niet voor niets kregen ze die naam Torenvalk). Dikwijls „stonden" ze heel hoog, „biddend" naast de toren. Hun helder kie- kie-kie-kie-kie klonk tot ver voorbij de H.B.S.-speelplaats. Althans voor wie het horen wilde. Tijdens de les maakte Vijverberg er ons wel opmerkzaam op.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 22