32
mannetje-aan-mannetje staand (wellicht ook gekombineerd met de vrouw
tjes), hun dorst te lessen.
De inlagen behoren aan het Waterschap Schouwen-Duiveland. Ze worden
echter door het polderbestuur verpacht aan mensen die er een drieledig be
drijf uitoefenen: veeteelt, visserij (paling) en vogelarij. Dit laatste houdt in
dat een bepaalde tijd de eieren worden geraapt en verhandeld. Daarna ech
ter zorgt de pachter dat zijn vogels rustig kunnen broeden.
Hoe was nu de samenstelling van deze vogelbevolking van ,,de" inlagen?
Ook hier weer missen we juiste gegevens omtrent het aantal paren. Wel is
uit Vijverbergs geschriften en foto's bekend welke soorten er broedden.
Hij beschrijft achtereenvolgens zijn belevenissen met:
Visdiefje, niet alleen in de inlagen, doch ook landinwaarts veel broedend:
Grote Stern, alleen in de inlagen. Een enkele maal probeert een kleine kolo
nie het op een eilandje in een plas in het „lage land":
Noordse Stern. Vijverberg noemt hen de Noordse zeezwaluw. Mogelijk wat
algemener dan men oorspronkelijk dacht (Ik herinner me een excursie onder
Vijverbergs leiding, waarbij hij ons een broedende Noordse Stern toonde in
de Sasput; ongeveer 1 kilometer oostelijk van Schuddebeurs);
Dwergstern, niet in „de" inlagen. Of was het geval, waar Vijverberg de pach
ter laat zeggen dat op een zijner hillen nesten met heel kleine eitjes lagen
misschien toch de Dwergstern?
Zwarte Stern, kennen we hier alleen als trekker, waarbij hij o.a. de inlagen
wel bezoekt. Vijverberg fotografeerde hem in Drenthe. (Dat was de enige
keer dat hij door een vogel werd aangevallen! Voor alle zekerheid zette hij
toen z'n hoed maar op);
Kokmeeuw, niet beperkt tot de inlagen, doch ook „in grooten getale" in de
omgeving van de eendenkooi onder Ellemeet. Rover van eieren en jongen
van sterns en weidevogels;
Stormmeeuw, Vijverberg beschrijft één broedgeval, tussen de Kokmeeuwen.
Het leverde hem in 1912 een primeur, n.l. het eerste „portret" als broedvogel
in Nederland. Het paar bleef in de volgende jaren trouw terugkomen. Prach
tig is het verhaal van het gebruik van de wetenschappelijke naam (Larus
canus) door de eenvoudige man die de hillen had gepacht: „Hij is er weer
hoor, Canus zit weer op d'n hil!"
In 1935 kon hij de zeldzame Zwartkopmeeuw kieken. Het beest verbleef, ge
paard met een kokmeeuw in de inlagen.
Een ander buitenkansje was de foto van een Steltkluut in de Westenschou-
wense Inlaag in 1939. Te vermelden valt nog dat in alle inlagen, vooral daar
waar niet te veel Kokmeeuwen zich hadden gevestigd, diverse weidevogels
en Kleine Plevier nestelden.
Uit de twintiger jaren herinner ik me voorts dat er een baltsplaats van Kemp
hanen was in de oosthoek van de Koudekerkse inlaag.
Na de broedtijd waren het dan in de inlagen vertoevende, op trek zijnde ple
vieren, ruiters, enz., die Vijverberg de kans gaven ook in die maanden van het
jaar zijn camera's produktief te houden.
In ..Sterna" nr. 3 van 1956 komt een verslag voor van een excursie, onder lei-