49 („hillen"). De karrevelden die grenzen aan de Cauwers Inlaag (6b), de Karre velden rond Levensstrijd (7) en de Inlaag bij het Havenhoofd (8) vormen in fei te één complex van zilte graslanden met veel slootjes. De Zuidhoek Inlagen (9) bestaan uit twee delen: in de westelijke inlaag ligt een klein plasje en enig bouwland. Het overig deel van beide inlagen bestaat uit zeer vochtig laaggelegen grasland, slikjes en zeekraalvelden, doorsne den met zilte slootjes. Het kleine Inlaagje ten oosten van De Val (10) bestaat voor een groot deel uit bouwland en voor een klein deel uit zilt grasland. De Inlagen bij Ouwerkerk (14) bestaan uit twee plassen, omgeven door gras land. De Droge Inlaag van 1887 (15) bij Bruinisse bestaat uit zilt grasland en een klein plasje. Broedvogels van de inlagen en de karrevelden In 1978 werden alle inlagen op broedvogels geïnventariseerd (Baptist en Mei- ninger, 1979). De resultaten van deze inventarisatie worden weergegeven in tabel 1. De belangrijkste broedvogels van de inlagen worden hierna in het kort toegelicht, waarbij het accent ligt op de periode 1970-1979. In oudere li teratuur wordt vaak gesproken over „veel" en „aanwezig", hetgeen weinig bruikbare aanduidingen zijn. Zomertaling. Tot 1973 broedvogel van de Koudekerkse Inlagen, o.a. in 1972 3 paar en in 1973 1 paar (Sterna) en mogelijk ook van de karrevelden in de Prun- jepolderen bij Levensstrijd. De Zomertaling is in Nederland recentelijk afge nomen tot slechts 1500 broedparen (Teixeira, 1979). Wintertaling. Vóór 1978 regelmatige broedvogel van de Koudekerkse Inla gen en van de Flaauwers- en Weevers Inlagen. In het laatste gebied tussen 1971 en 1974 2-4 paar (Sterna). Krakeend. In mei 1978 werd regelmatig een paartje gezien in de omgeving van de Suzanna Inlaag. Gezien de recente uitbreiding en toename van deze soort in Nederland lijkt een vestiging in de inlagen niet onwaarschijnlijk. Slobeend. Hoewel de aantallen in het Oosterscheldegebied waarschijnlijk vrij stabiel zijn, valt langs de zuidkust van Schouwen-Duiveland een plaatse lijke afname te constateren. In de Flaauwers- en Weevers Inlagen broedden in 1971-1974 respectievelijk 10, 14, 12 en 6 paar (Sterna), in 1978 slechts 3 paar. Tafeleend. In 1975 was er een broedgeval in de Ouwerkerkse Inlagen (Sterna). Kuifeend. Sinds 1940 heeft deze soort zich in Nederland sterk uitgebreid en tegenwoordig broeden er minstens 6000 paar (Teixeira, 1979). In Zeeland von den de eerste broedgevallen plaats in 1965 bij Axel (Sponselee en Buyse, 1975) en aan het eind van de zestiger jaren vestigde de Kuifeend zich defini tief op Schouwen-Duiveland. Plaatselijk nemen de aantallen hier weer af, b.v. in de Flaauwers- en Weevers Inlagen, waar in 1972-1974 resp. 13, 24 en 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1980 | | pagina 49