Ruïne van de parochiekerk van Buttinge anno1743. Kopergravure door H. Spilman naar teke ning van C. Pronk. (Rijksarchief in Zeeland, Zei. III. II, 123). spectieven, sinds het hart in de vorm van het kerkgebouw - wat het én in kerkelijk én in wereldlijk opzicht was - verlamd was geraakt en herstel uitbleef. Dat gold al snel voor Hoogelande, Poppendamme, Mariekerke en ook voor Buttinge. Bij de totstandkoming van de nieuwe bestuurlijke indeling vanaf 1795 zou de aanwezig heid van een kerkgebouw een doorslaggevende rol hebben gespeeld. Er zou toen namelijk zijn bepaald dat elke ambachtsheerlijkheid met een kerkdorp binnen de grenzen een zelf standige gemeente werd. Bij afwezigheid van een kerk zou het ambacht met een ander worden samengevoegd tot één gemeente.12 Nadat het Koninkrijk Holland in 1810 was opgegaan in het Franse keizerrijk, telde het platteland van Walcheren 25 zogeheten com munes.1, In 1816, na het van kracht worden van de grondwet van 1815, 19 gemeenten. Tien minder dan het vroegere aantal ambachtsheerlijkheden. Zo maakten Buttinge en Hoogelande voortaan deel uit van de gemeente Grijpskerke en was Brigdamme gevoegd bij Sint Laurens.14 Het instituut heerlijkheid bleef echter bestaan. In de periode die volgde, had samenvoeging slechts bij uitzondering plaats. Volgens Wilderom zou het krachtens het 'Reglement van bestuur ten platten lande van de provin cie Zeeland' van 1816 formeel niet mogelijk zijn de vastgestelde gemeenten op te heffen of samen te voegen.15 Dat is onjuist. Zo poogden Gedeputeerde Staten tot twee keer toe om Aagtekerke met Domburg te combineren. Dat stuitte echter op onoverkomelijke bezwa ren van zowel bestuurders als bestuurden. In Aagtekerke vreesde men ongerief voor de inwoners; in Domburg was het argument dat de gemeentekas zoveel beter voorzien was dan in de zustergemeente."' Wel lukte het om per 1 januari 1835 Oost-Souburg en West- 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 111