een dogmatisch gehanteerde scheiding van functies, maar eerder een scheiding van karak ter tussen de oude stad en de nieuwe wijken. Zo kent de historie van Middelburg na 1940, stedebouwkundig bekeken, min- naast plus punten. Het positieve overheerst verre, naar mijn mening. Zo'n waardering is subjectief. In het voorgaande heb ik evenwel gepoogd feiten aan te dragen die voor ieder die zich opmaakt tot een weloverwogen oordeel van belang zijn. Het patroon van straten en pleinen is de ijsberg onder water. Wat we in het dagelijks leven zien is de architectuur. Hoe we daartegen aan kijken, letterlijk en figuurlijk, is van primai re betekenis bij onze beoordeling van de wederopbouw. De hoofdmonumenten kunnen in dit geval buiten beschouwing blijven. De wederopbouwstijl. die ik nu aan de orde wil stel len, betreft de woonhuizen en de straatwand. De Middelburgse wederopbouwstijl Bij de Middelburgse wederopbouw is naar het verleden gekeken. Gezien de omstandighe den hoeft ons dat niet te verbazen. Als een eigentijdse ontwerper bewust teruggrijpt op historische vormen - wat in de ge schiedenis van de laatste eeuwen nogal eens is voorgekomen - heeft hij daar een bedoeling mee. Al naar de filosofie die er achter steekt, gebeurt dat op verschillende manieren. Een duik in het verleden kan dit duidelijk maken en het eigensoortige van de Middelburgse stijl van 1940 verhelderen. Vóór 1800 was het met het historisch besef anders gesteld dan waar wij aan gewend zijn geraakt. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de waarde die toen aan oude bouwkunst toegekend werd. Ook een oud gebouw kon interessant zijn. verbazing wekken vanwege zijn omvang of bewondering om het knappe van het werk. maar dat het een specimen was van oude stijl speelde bij de waardering eerder een negatieve rol dan een positieve. In een Frans reisboek voor de Nederlanden uit 1677 worden voor Middelburg, behalve vrij uitvoerig de verdedigingswerken, slechts twee gebouwen genoemd: de classicistische achthoekige Oostkerk, die toen net gebouwd was, en het Stadhuis, in deze volgorde. Over de eerste laat de auteur zich bewonderend uit: een 'beau temple'. Hij vermeldt de grote koepel en de kleine dito boven het aangebouwde trappehuis, en attendeert op het fraaie beeldhouwwerk met schelpen, doodssymbolen en vruchten. Van het Stadhuis zegt hij: THötel de Ville n'a rien de considérable'. al zijn er 23 of 24 beelden op de gevel gezet van (volgens hem) Brabantse hertogen. Het gotisch pronkjuweel uit 1500 had voor hem dus niets opmerkelijks, niets om speciaal naar te gaan kijken, behalve als de reiziger toe vallig in Brabantse hertogen was geïnteresseerd. Hoe de Middelburgers er zelf over dach ten weet ik niet. Wel dat ze de 'hertogen' een stylistische verjongingskuur hebben laten ondergaan door de nissen waarin ze staan zwart te schilderen en de van oorsprong veel kleurige beelden zelf wit. een lonk naar het classicisme. Zo'n stadhuis moderniseer je niet zomaar. Gemakkelijker gaat dat met woonhuisgevels. In de 18de en 19de eeuw zijn in Middelburg op grote schaal de oude tuit- en trapgevels vervangen door lijstgevels. in opeenvolgende modes. Vergelijking van de Middelburgse kaai met de Amsterdamse gracht leert dat de toepassing van de lijst voor het burgerhuis in de Zeeuwse hoofdstad vroeg is begonnen en dat de metamorfose van de gevelwand er zeer volledig was. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 25