bij gestreefd is om de opengevallen plaatsen 'in toon' in te vullen, zodat de samenhang met het oude bewaard bleef, sterker nog, het belangrijkste van de bewaard gebleven en gereconstrueerde monumentale bebouwing de boventoon kon blijven voeren. Mijn bijdrage over de wederopbouw zou hiermee als afgesloten kunnen worden be schouwd, maar het lijkt me zinnig het 'historisch perspectief' aan te vullen met een paar opmerkingen over de restauraties. De restauratie Bij de hersteloperaties in Middelburg na de ramp van mei 1940 vormden wederopbouw en restauratie een tweeluik. De gang van zaken bij het werk aan het Abdijcomplex onder leiding van ir. H. de Lussanet de la Sablonière en ir. J.F. Berghoef laat dat duidelijk zien. Voor de zakenpanden en de woonhuizen, de categorie die ik hier aan de orde wil stellen, geldt dat in de eerste decennia de herbouw voorging. Het heeft de nodige tijd geduurd voordat na de bevrijding het restaureren van woonhuizen op gang kwam, maar daarna was om zo te zeggen de vaart niet meer te stuiten. Anders dan bij de hoofdmonumenten lag de verantwoordelijkheid voor het beleid recht streeks bij het Gemeentebestuur en berustte het toezicht op de uitvoering bij de Directie van de Dienst Stadsontwikkeling. De mate van toewijding en competentie kunnen we aflezen aan het resultaat. Er is supervisie uitgeoefend door een Commissie Stadsontwikkeling, die in opdracht van de Gemeente zich met de stedebouwkundige zaken bezig hield, binnen en buiten de wal. maar waar ook restauraties besproken werden voorzover ze voor het stadsgezicht van betekenis waren. De deskundige functionarissen van stadswege waren betrokken bij de overleggingen van dit gezelschap, dat in de wandeling wel de commissie Klarenbeek werd genoemd (naar de voorzitter ir. H. Klarenbeek). De samenwerking van diverse instanties, waar op deze manier gestalte aan gegeven was, heeft mede de homogeniteit van het stadsbeeld bevorderd en heeft een gunstige invloed gehad op de wonderbaarlijke wedergeboorte van de stad. die inmiddels weer als een van de mooiste oude steden van ons land mag gelden, maar ook als een van de best verzorgde. Op de achtergrond was ook voor deze sector de inbreng van het Rijk van betekenis. Die kwam tot haar recht door samenwerking met de Commissie Stadsontwikkeling zojuist genoemd, maar er was ook een andere, structurele bijdrage. Afgezien van de steeds nood zakelijke - en steeds verschafte - subsidies betekende het rijksbeleid op basis van de Monumentenwet een steun in de rug. Twee hoofdzaken moeten hier genoemd: de 'lijst' en het 'stadsgezicht'. Over elk van die iets meer. Na het in werking treden van de Monumentenwet van 1961 volgde voor elke gemeente de opstelling van rijkswege van een register van te beschermen monumenten. Aanvankelijk stelde het Gemeentebestuur van Middelburg zich enigszins terughoudend op. Het vreesde dat de belangen van de neringdoenden in het gedrang zouden komen. Het stelde daarom onder meer voor, dat alle in de Langeviele opgevoerde panden van de lijst zouden worden geschrapt. In tweede instantie conformeerde het zich aan de opvatting van de Minister, die stelde dat een pand bij soepel hanteren van de bepalingen tegelijk monument kon zijn en voldoen aan de eisen van een winkelbedrijf. Wie vandaag de dag de Langeviele doorwan- 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 31