logsverwoesting. Een verdienste van de architecten aan wie wij dit te danken hebben, is daarbij dat zij niet opdringerig bezig geweest zijn. Dat heeft ook een tegenkant: de Middelburgse wederopbouwstijl moge dan karakteristiek zijn, het karakter ervan is wel enigszins saai. Een stad geheel in de door Verhagen voorgestane trant zou mijns inziens niet direct aantrekkelijk zijn. Toch heeft Verhagen met zijn invulling van de opengevallen plaats - want dat was het toch - een gelukkige hand gehad. Misschien mogen we zeggen: omdat hij een acceptabele ach tergrond leverde voor de gespaard gebleven oudere bebouwing en een bruikbare onder grond verschafte voor de verdere ontwikkeling in het centrum. Wat het laatste betreft: Verhagen zal zelf hebben begrepen dat zijn product niet onveranderlijk het uiterlijk van het centrum van Middelburg zou bepalen. Juist iemand die traditionalistisch denkt, zal beseffen dat de geschiedenis geen stilstand kent. Iedere generatie gaat met het overgele verde op eigen wijze om en voegt accenten toe. De waarde van een overgeleverd stads beeld bestaat, naar door huidig historisch denken bepaald inzicht, uit een mengelmoes van elementen uit verschillende tijden, zoals al eerder is opgemerkt. Verhagen heeft geprobeerd met die diversiteit rekening te houden door verschillende ele menten uit het verleden naast elkaar in zijn patroon te verweven. Hij kon natuurlijk niet voorkomen, dat het toch één wederopbouw-weefsel werd, juist omdat hij niet wilde kopiëren maar verwerken. Ongetwijfeld zal de geschiedenis nu verder doen wat van haar verwacht mag worden: het aanbrengen van differentiatie door toevoegingen uit volgende tijdslagen, een proces overigens dat met name bij de winkelpuien al lang op gang is. Dat de vereiste voorzichtigheid daarbij niet altijd in acht is genomen leert ons Lange Delft 76. Hier is een van de mooiste wederopbouwpanden onvoorstelbaar bedorven. In de algemene zin hiervoor aangeduid kun je stellen dat het produkt van de wederopbouw een 'Unvollendete' is. Het is ook voor aanvulling vatbaar in die zin, dat wat in 1940 gepland is op sommige plekken niet aan verwezenlijking is toegekomen. Van dat soort plaatsen zijn er overigens niet veel. Het is ook niet voor niets dat het 'moeilijke' punten zijn. Schoenmakers stipte aan, dat men in onbevredigende situaties met beplanting al heel wat bereiken kan. De geschiedenis van de stedebouw en de praktijk van de verzorging van het stadsgezicht bevestigen dat. Het groen is in alle perioden in onze steden met succes toegepast. Het is 'natuurlijk', het verzacht een omgeving van steen. Riskanter is de toe voeging aan een oud stadsbeeld van objecten van monumentale beeldende kunst. Dan komt het er op aan in welke mate het voorwerp met zijn pretenties en het historische milieu elkaar 'verdragen'. Laat ik eindigen met een toast op de toekomst en de hoop uitspreken dat het werken in en aan het Middelburgse stadsgezicht - een continuüm - zal blijven gebeuren met evenveel visie, met een soortgelijk begrip voor waarden uit het verleden en met dezelfde liefde voor die onvergelijkelijke stad als waarvan we in de afgelopen halve eeuw getuige zijn geweest. Literatuur Architectuur en stedebouw in oorlogstijd. De wederopbouw van Middelburg 1940-1948. (1988). De Hef. Rotterdam. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1994 | | pagina 37