Pendel.
Wij zagen dezelfde ontwikkeling bij de behandeling van de bevolkingscijfers. In 1960
sprak het arbeidsbureau nog van Zeeland als jachtgebied om krachten te werven voor
Zuid-Holland en Noord-Brabant. Met de komst van de grote bedrijven ontwikkelt zich
ook de spin-off en krijgt de bedrijfsstructuur een grootschaliger karakter. Zo betrok
Péchiney omstreeks 1972 30% van zijn personeel van elders in Nederland en 30% uit het
buitenland.
In 1972 daalt het Zeeuwse werkloosheidcijfer beneden het Nederlandse (3,6% en 3,7%).
In grote lijnen duurt dit tot 1982. De cijfers over het inwonertal volgen globaal dezelfde
koers. In 1982 wordt namelijk het vestigingsoverschot voor Zeeland weer omgezet in een
vertrekoverschot, wat tot 1990 voortduurt.
In 1986 telde Zeeland gemiddeld 6600 geregistreerde werkelozen of 1,6% van Nederland.
Waar Zeeland ongeveer 2,4% van het inwonertal van Nederland telt is het werkloosheids
percentage relatief gunstig, ofschoon het in de tweede helft van de jaren 80 iets verslech
terde. Het cijfer voor Walcheren is iets gunstiger dan voor geheel Zeeland.
De pendel wordt gekenmerkt door twee verschijnselen die tegen elkaar inwerken.
Enerzijds zijn de "eilanden" lange tijd sterk op zich zelf aangewezen wat op een geringe
mobiliteit wijst. Aan de andere kant worden er b.v. op Walcheren veel pendelaars bij de
herverkaveling aangetrokken: 935 in 1949. De uitgaande pendel, voornamelijk naar Zuid-
Beveland bedroeg 340 personen. In 1957 was de mobiliteit weinig groter. Het saldo van
de uitgaande pendel binnen Zeeland bedroeg voor Walcheren 20 165-185) en dat van de
externe pendel 30 (70-100), met een plus voor de metaalarbeiders naar de K.M.S.
Overslagbedrijvigheid in Vlissingen-Oost.
47