uitbreken van de tweede wereldoorlog. Om met de ruzies maar te beginnen: ondanks het feit dat Jacob en zijn broer Hendrik (Hein) reeds tijdens hun jeugd al niet goed met elkaar konden opschieten, traden beiden toch als knecht in dienst bij hun vader. Na het overlijden van Mattheus blijft Hein voorlopig in dienst als knecht, doch nu onder zijn 7 jaar oudere broer Jacob. Rond 1929 ontstaat er tussen beiden een vete en op 1 januari 1930 neemt Hein ontslag als knecht aan boord van de tonnenlegger en gaat werken als mosselvisser. Nog wel zou hij een tijd borg blijven, totdat in 1935 ook daar Jacob een einde aan maakt. Meerdere malen hebben de directeur van het loodswezen en de burgemeester van Veere moe ten bemiddelen in de eindeloos durende vete. Verschillende keren heeft ook de oudste zuster van de twee broers, A.J.H. van Beveren uit Velp, een verzoekschrift gericht aan de direc teur van het loodswezen om als bemiddelaar in verschillende kwesties op te treden. Uit de veelheid van correspondentie over dit onderwerp heb ik een aantal brieven uitgezocht, die illustratief zijn voor de wijze waarop de beide broers elkaar te lijf gingen. In maart 1931 ontving de minister van marine uit Veere een anonieme brief met de volgende tekst: "Mijnheer ik heb een klein verzoek aan U daar het Rijkstonnenmagazijn te Veere dienst doet voor rijksgoederen bestemt voor boeien en verf en olieën schijnt het tegenwoordig een berg plaats voor motorrijwielen te zijn en daar het gebouw drie huizen van de Gereformeerde kerk staat is dat Zondags als de kerk aan gaat zeer hinderlijk en staan de groote deuren Zondags dikwijls open, nu is mijn vraag ook uit naam van andere trouwe kerkgangers of U daar geen verandering in kunt brengen om dat tegen te gaan voor de Zondagse rust als iemand ter kerke gaat met dat leven en brand gevaar met benzine want het schijnt tegenwoordig geen tonnenmagazijn te zijn maar een bergplaats voor motorfietsen en meestal zijn er een hoop straatjongens bij en in het Rijksmagazijn. Bij voorbaat mijn hartelijke dank. Een trouwe kerkganger". Het ministerie van marine stuurde dit schrijven door naar het ministerie van defensie, dat op zijn beurt de directeur van het loodswezen in Vlissingen om nadere uitleg vroeg, die op 1 april 1931 het volgende antwoordde: "Gezien en teruggezonden onder beleefde mede- deeling dat nevensgaande anonym schrijven herkend wordt als te zijn het verdraaide schrift van Hein van Beveren, den broeder van J.J. van Beveren, die tot voor kort met dien broeder contractant was voor de betonning op de Oos- sterschelde en die uit elkaar gegaan zijn wegens onderlinge hevige ruzie. H. van Beveren doet alles wat hij kan om zijn broer het leven zuur te maken en dreigt herhaal delijk met moord en doodslag. Hij is geen trouwe kerkganger, heeft daarentegen zijn lid maatschap van de kerk opgezegd en werkt zelf altijd op Zondag als hij daartoe aanleiding heeft. Door mij is vergunning verleend aan den ton nenlegger Van Beveren om het motorrijwiel van diens zoon in het tonnenmagazijn te stallen, onder voorwaarde dat de motor in het magazijn nimmer zal mogen draaien, zoodat deswege geen brandgevaar kan ontstaan". Vervolgens een brief, die korte tijd later 1 juli 1931) door de directeur van het loodswezen verstuurd is aan de burgemeester van Veere: "Ik heb de eer UEdelachtbare mede te deelen, dat sedert het tijdstip waarop de heer Hein van Beveren niet meer werkzaam is bij zijnen broe der, den Rijkstonnenlegger, door laatstgenoem de herhaaldelijk geconstateerd is, dat er teer verdwenen was uit de teervaten, liggende op het erf van het Rijkstonnenmagazijn. Dit heeft den tonnenlegger aanleiding gegeven mij het voor stel te doen het Rijksterrein door middel van een schutting te doen afscheiden van het be lendende, door zijnen broer bewoonde perceel. Aan voornoemd voorstel heb ik mijne goed keuring gehecht, waarna in den aanvang van de maand Juni j.l. tot het plaatsen der schutting is overgegaan. Op Zondag 7 Juni j.l. was deze schutting groo- tendeels gereed; slechts mankeerde toen nog de toegangspoort. In den avond van dien dag, even na 10 uur, bemerkte de echtgenoote van den tonnenlegger, die met dezen logeerde in het huis van hunnen zoon, hetwelk weder grenst aan dat van Hein van Beveren voornoemd, dat Hein zich door de nog niet gesloten poort op het erf van het tonnenmagazijn begaf. Zij waarschuwde haren reeds te bed liggenden 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 11