DE GESCHIEDENIS VAN DE VLISSINGSE ALTENAPOORT echtgenoot en constateerden zij daarna dat Hein met een pul met teer voornoemd terrein verliet. De tonnenlegger heeft daarop zijnen broeder toegeroepen dat hij dit gezien had en hem gevraagd of het nu al zoo ver met hem gekomen was, dat hij zich aan diefstal ging bezondigen. Deze antwoordde met eenige onhebbelijkheden. Hein heeft vermoedelijk gedacht dat zijn broer terstond de politie in kennis zoude gaan stellen met de gedane waarneming en heeft zich bij zijn huis opgesteld, naar de tonnelegger gezien meent te hebben, met een geweer. Van een en ander heeft de tonnenlegger mij eerst heden melding gedaan, zooals hij zeide, omdat hij getwijfeld had tusschen zijn plicht dit te rapporteren en zijn weerzin om zijn broer aan te klagen en wellicht veroordeeld te zien. Ik moge U thans verzoeken een politioneel onderzoek in te doen stellen en naar bevind van zaken te handelen. Vermoedelijk is de teer nog ergens verstopt of begraven, zoodat zij althans ten deele geresti tueerd kan worden. De tonnenlegger meent dat in totaal de laatste maanden 50 a 60 liters teer gestolen zijn. Indien die hoeveelheid in natura of in geldswaarde gerestitueerd wordt bestaat er mijnerzijds geen bepaalde wensch om Hein van Beveren verder te vervolgen. Wel zoude ik gaarne zien dat een einde kwam aan de veete tusschen beide broeders en hunne gezinnen, welke tengevolge heeft dat de tonnenlegger en zijn gezin steeds bloot staan aan scheldwoor den, bedreigingen en handtastelijkheden van de zijde van zijn broer en diens gezin. Waar ik den indruk heb dat de heer Hein van Beveren in hooge mate zenuwpatiënt is, meen ik dat het gevaarlijk geacht moet worden, dat deze in het bezit schijnt te zijn van vuurwapenen". Moeten we nu uit deze stukken opmaken dat Hein de boodoener en Jacob de brave Hen drik is? Uit de verhalen is me duidelijk gewor den, dat ook Jacob zo zijn kuren en eigenaardig heden had. Ook is hij een enkele keer buiten zijn boekje gegaan, waarvoor hij o.a. op 19 septem ber 1929 blijkens de volgende brief berispt werd. Wordt vervolgd J.H. Midavaine De geschiedenis van de poort van Altena staat veel minder in de belangstelling dan die van de Vlissingse Westpoort. Geen wonder, want nog steeds herinnert de markante Gevangentoren ons het roemrijke verleden van de Westpoort terwijl de Altena- poort al in 1586 haar funktie begon te verliezen. Thans vinden we de naam Altena nog slechts terug in de "muur van Altena", het dijkstuk dat vanaf de Oranjemolen in zee steekt en oorspron kelijk het westelijk havenhoofd vormde van de Oosterhaven en in een appartementencomplex aan de Nieuwendijk, dat enigszins onterecht met die naam gesierd wordt. Enkele oude gravures tonen een poortgebouw, zoals de situatie vanaf 1489 moet zijn geweest. Erg waarheidsgetrouw zijn die afbeeldingen echter niet. De afbeelding uit de Kroniek van Zeeland van Smallegange, geeft de situatie aan van na 1572. Want hier zijn immers de contou ren zichtbaar van de Citadel, die in dat jaar door Alva zou worden aangelegd. Vermoedelijk werd een deel van de uitgegraven grond voor de in 1308 gegraven Koopmans haven (het huidige Beilamypark), ter hoogte van het huidige Arsenaalgebied in zee gestort en is zo een landtong ontstaan. Een bij de Altena- poort gevestigde watermolen werd gevoed door het water van de vest die langs de huidige Wal- straat liep en zo zal een natuurlijke inham zijn ontstaan die aan platbodems een ligplaats bood. Later ontwikkelde het gebied zich verder tot de zgn. Nije of Engelse haven van omstreeks 1443. De Altenapoort vormde het begin van een pad, dat naar Zeeburg (het latere fort Rammekens) voerde en dat als aanlegplaats en rede voor schepen destijds van groot belang was. Met de omwenteling van 1572 begon een tijd 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 12