Reconstructie van de tuinaanleg op Leliëndale. Situatie ca. 1750. Tekening: M. van den broeke, 1994 werd hij spoedig benoemd in de stadsregering van Middelburg. In 1720 was hij medeoprichter van de Middelburgsche Commercie-Compagnie, die al snel een succesvolle handelsmaatschappij werd. Na een korte onderbreking van zijn loopbaan, werd hij in 1725 Rekenmeester van Zeeland. Dit was een niet erg tijdrovend ere baantje, zodat hij naast zijn werk tijd te over had om zich aan de geschiedschrijving te wijden. Hij schreef onder andere het bekende werk "Geletterd Zeeland", in 1734, en "Staatkundig en Heldhaftig Zeeland" in 1736. Verder schreef hij nog enkele andere boeken over godsdienst en talloze gedichten in het Frans of Latijn, en enkele vertalingen van bui tenlandse werken. Zijn ziekte openbaarde zich weer en werd in 1759 zo erg, dat hij uit zijn ambt ontslagen moest worden. Hij overleed op 1 de cember 1770 in zijn huis Het Wapen van Gent aan de Londense Kaai in Middelburg. Zijn neef Daniel Radermacher, die hem in de laatste jaren gesteund had, liet de inventaris van de boedel van zijn oom opmaken (5). Deze boedelbeschrijving is een boeiend doku- ment. De gehele aankleding van het stadshuis van De la Rue wordt er uitgebreid in beschreven. In het buitenhuis is echter bijna geen sprake van meubels. Dit komt doordat men in het voorjaar de meubels uit de stad meenam naar buiten. In het najaar werden ze mee terug genomen (6). Wel wordt uit de opsomming van kamers dui delijk dat het huis flink is uitgebreid. Het lijkt erop dat er een verdieping is opgezet, terwijl aan de achterzijde een koepelkamer is gebouwd. Deze koepelkamer zal zich waar schijnlijk over de hoogte van de twee verdie pingen hebben uitgestrekt en bood een fraai uitzicht over de vijver en de bloementuin en door de zichtlaan. Dergelijke koepelkamers kwamen vaker voor op buitens aan de Amstel en de Vecht. Op Walcheren is, behalve van Leliëndale, slechts van Sint Jan ten Heere, Duinbeek en Nieuwenhove bekend dat ze zo'n zaal hadden (7). Van de inventaris van de tuin wordt weinig gezegd. Slechts de zomerhuisjes of theekoepel tjes worden genoemd. Er waren er vermoedelijk twee: een aan de weg en een aan de zuidzijde van de vijver. Vanuit de tweede moet men een uit zicht gehad hebben op de kerk van het nabije Sint Laurens. Op een van de koepeltjes stond 25

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 27