ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 lang, in goede en kwade dagen, hun stemmen hadden laten horen over het vlakke land tussen de dijken. Zou, zo dacht hij, de oorlog misschien nog tijdig genoeg beslist worden om de wegvoering naar het Oosten te voor komen? En zo niet, zou er wel één naar Zee land terugkeren? Al was dan de reden treurig genoeg, interes sant was het wel deze voortbrengselen van Noord- en Zuid-Nederlandse en Engelse giete rijen uit meer dan 5 eeuwen te bestuderen. Ze waren neergedaald uit hun donkere en stoffige, moeilijk bereikbare verblijfplaatsen en gaven nu hun geheimen prijs. Een heel brok cultuurgeschiedenis liet er zich van aflezen. Ze waren van allerlei vorm en grootte: zware bellen van 1000 kg (de zwaarste Salvator uit Ouwerkerk: 1215 kg) naast kleintjes van een kilo of tien. Drie carillons waren er bij: uit de stadhuistorens van Zierik- sce (23 klokken) en Tolen (19) en de kerk toren van St Maartensdijk (16). Sommige waren gemerkt met de letter M (Museum). Dit waren historisch bijzonder waardevolle klokken, die eigenlijk op hun plaats hadden moeten blijven hangen. Maar op een vergade ring te Middelburg hadden de heren van de Wehrmacht gezegd, dat ook die uit Zeeland moesten verdwijnen, opdat ze niet in handen van de vijand zouden vallen. Alsof de Engelsen bij een eventuele invasie niets beters zouden weten te doen dan klokken uit de torens tc roven! Een aantal was voorzien van een P (Prüfung). Die zouden nog aan een nader onderzoek worden onderworpen. De carillons waren met een K gemerkt. De rest, meest van jongere datum, was dadelijk voor de smelt oven bestemd. Veertien klokken ontbraken op het appèl. Dat was het afgedankte stadhuiscarillon van Zieriksee, wellicht het oudste volledige klok kenspel van ons land, gegoten door de Mechelaar Peter van den Ghein in de jaren 155054, met nog een klokje uit 1464. De zwaarste er van, de luidklok, bevindt zich in het hart van het stadhuistorentje en zou niet verwijderd kunnen worden zonder vernieling van dit sierlijke Renaissance-monument. De andere 13 bevinden zich op het gemeente museum boven in het stadhuis. Een hoge offi cier bij de Rüstungsinspektion had zich laten bewegen deze 13 van de fatale lijst te schrappen. De oudste klokken waren die van Ooster- land, beide uit de werkplaats van Willem Butendiic te Utrecht. De grootste (335 kg) draagt het opschrift: int iaer ons heren MCCCCXXIIII Willam butendiic fecit heeft gemaakt). De kleinste (255 kg) is niet gedateerd, maar lijkt zo op de andere, dat wel hetzelfde jaar mag worden aangenomen. Hierop staat: ave maria gracia plena dominus rerumen daaronder [Wi]llam butendiic fecit. Deze klokken maken een vrij primitieve indruk. Ze zijn onversierd en de afgeronde halzen zijn niet geprofileerd. Veel fraaier bewerkt zijn de scheppingen van Pieter van Dormen (Elkersee 1456, 265 kg; Renessc 1458, 664 kg). Op de eerste staat: Maria is mynen name, myn gheluut is Jhesus bequame aangenaam), int jaer ons Heeren MCCCC ende LVI Pieter van Dormen fecit. De woorden worden door roosjes van elkaar gescheiden. Het opschrift van de klok van Renesse baarde meer zorgen. Het is gedeelte lijk verroest. Ik las: Salvatrix seculi Stella maris sutturre ima nobis MCCCCLVIII Pieter van Dormen fecit. De eerste 4 woorden betekenen: „Redster der eeuw, ster der zee" en bedoelen ongetwijfeld Maria. Uit de 2 volgende verminkte woorden is niets te maken. Ook Prof. A. Sizoo te Amsterdam, die goed thuis is in het Middeleeuws Latijn, kon geen volkomen bevredigende oplossing vinden. Misschien is „succurre" bedoeld (succurre nobis kom ons tc hulp). Uit hetzelfde jaar stamt het luidklokje (51 kg), dat vroeger gebruikt werd bij afkondi- 1) Waarschijnlijk een vergissing voor tecum. De vertaling is dan: Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met U. „Drukfouten" komen op klokken vrij veel voor. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 12