No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Doch Warren mag dan al het gevoel heb
ben dat zijn kinderdromen gestorven zijn, de
herinnering aan zijn Zeeuwse jaren is dat ze
ker niet en meer en meer slaagt hij in een
onderneming, die reeds bij de bespreking van
Vijf in je oog" gesignaleerd werd: het inte
greren van de ver uiteenlopende gebieden die
voor zijn vorming doorslaggevend waren. Zo
gaan Parijs en Zeeland samen in een sterk-
expressief angst-gedicht, dat te lang is om
hier in zijn geheel overgenomen te worden.
De volgende regels zijn echter reeds voldoende
om te laten zien, hoe hier gegevens, ontleend
aan twee geheel verschillende werkelijkheden,
samengevat worden, in een boven-werkelijk-
heid, die de rechtstreekse verbeelding van de
angstgevoelens is.
„Straks loop ik in de grijze stad
met mijn hoofd in de kapitelen
daar hangen eeuwen roet en mist
daar zijn de zwermen gore duiven
een verre zoete schemering
een fluisterzang van dode regen,
maar scherp gaan mijn onwillige voeten
door rottend graan en uit mijn klamme handen
ontsnappen witte futen van de angst."
Wel is het tweede gedeelte van de bundel
in zekere zin een verslag van een onteigening,
in die zin dan, dat na deze Parijse ervaringen
de Zeeuwse „Umwelt" meer en meer haar be
koring voor de dichter blijkt te verliezen,
maar het is de vraag of hier van een werkelijk
verlies gesproken kan worden. Een waarachtig
innerlijk bezit wordt immers zelden verwor
ven, zonder dat de uiterlijke banden losser
worden. Pas als het „Werk des Gesichts" ver
richt is, komt naar het woord van Rilke, de
tijd voor het „Herzwerk".
Dat Hans Warren na „Leeuw Lente" de
weg der verinnerlijking zal gaanhet lijkt niet
uitgesloten. In ieder geval zou hij langs deze
■weg het verste komen. Want hoe belangrijk
zijn poëzie in de sterkste stukken van „Leeuw
Lente" ook is, zij is vooralsnog meer van de
zinnen dan van de ziel en zij loopt het gevaar
om stuk te breken in „het jammerlied van het
ogenblik". Tussen verinnerlijking en moment,
tussen ziel en zinnen zal de keuze uiteindelijk
moeten worden gedaan. Hans Warren, in de
omgeving van Parijs woonachtig op de grens
van land en stad, bevindt zich niet alleen geo
grafisch tussen twee werelden.
£iefdtj
De keucken-meyssens leeren, by ondervindinghe, dat het vleesch aen
't spit ghesteken, in 't begin maer een koel vuyrtjen wilt; of dat het
andersins, door te veel hitte verkorst, en hardt wert. Zoo gaet het,
met de minne van jonghe luyden, als die, met te veel vuyrs, en on-
gheduldigheyd, aen-ghevanghen en vervolght wert: zy raeckt wel te
venster in; maer zy gaet weer, ter deuren uyt. Licht in-ghekomen,
licht wegh-ghenomen, heete liefde wert haest koudt, en vriest maer
te eer, ghelijck het water, dat op 't vuyr ghestaen heeft, 't Is beter,
met koele zinnen, aen-gheleght, dan te veel verhaest, en aen-ghe-
dronghen. Lieft my weynigh, maer lieft my langh. Als de eerste
liefde te heet ghestoockt wert, zy quetst de ooghen, en doet-ze
duyster en scheel zien.
Amor occhio ben sano, spesso fa veder torto.
Uit Mr. Johan de TSrune, Hancket-Werck van goede gedachten. -UMiddelburgh 1657
47