No. 2 werken, als dwangburchten, blokhuizen of forten ging men voort met te bouwen naar de Spaans-Italiaanse manier. De oorspronke lijke toestand vindt men weergegeven in Joan Blaeu's Tooneel der Steden, de vorm van een ruit met op de buitenhoek een groot Italiaans bastion met teruggetrokken flanken en oril- lons, de ingang van het Sloe beheersend, en op de twee nevenliggende hoeken halve bastions, wier flanken de courtines van de naar de landzijde gekeerde hoek bestrijken. Deze bastions waren gekazematteerd en hadden rookgaten in de overkluizing. In hoofdzaak bleef het fort behouden, met zijn bastions en het benedendeel der oude bekledingsmuren van natuursteen en met de merkwaardige toe gangspoort. Meestal wordt verondersteld, dat het kasteel Rammekens zijn naam ontleent aan de gelijk namige rede voor het fort. Ermerins daaren tegen is van mening, dat deze benaming is ontstaan door een adellijk slot, dorp of am bacht, vroeger daar gelegen. Deze opvatting wordt nog versterkt door het feit, dat in de bouwrekening van 1J47 betalingen voor komen van arbeidslonen voor het delven van fondamenten „streckende nair Rammekens" en ,,an den grooten houck, streckende nair Rammekens". En een rekening van 1555 maakt melding van een uitgave aan mr. Anth. de Boninghe uit Middelburg voor het graven „aen den streckende muer naer Rammekens, die, op 'fondament, dick is twintich voeten" enz. De hypothese van Ermerins blijkt juist te zijn, want wanneer men kaarten van de 15e eeuw raadpleegt, ziet men hierop Ram mekens afgebeeld met zijn behuizing. Hier werd ook ankeragegeld geheven, want in een memorie inzake het waterbaljuwschap van 1518 wordt o.a. gesproken, dat dit werd ont vangen "t' Arnemuyden, te Vlissingen, up de Honte van de schepen, die nae Brabant willen te Rammekens Deze sterkte werd gesticht op Blankershoek, zoals duidelijk uit de stukken blijkt. Van de betrekkelijke rust, die in 1546 in de Nederlanden heerste, maakte de landvoog „Rammekens oft Zeeburg". Plattegrond der vesting en omgevin gezien in vogelvlucht (ie helft 17e eeuw). Uit: Blaeit, Theatrum urbiurr des gebruik om verschillende verbeteringen in deze landen aan te brengen; zowel tegen de zee als tegen de vijand werden verdedigings middelen aangelegd. Ook Walcheren kreeg hiervan zijn deel. Niet alleen ter bescherming van dit eiland bleken fortificaties nodig te zijn, maar evenzeer tot waarborg voor de handel en welvaart van alle omliggende landen, zoals Brabant, Vlaanderen, enz. en ook omdat het eiland lag „in den mont van der zee". Nadat aan de landvoogdes onge vraagd reeds 10.000 Karolus guldens waren aangeboden, vorderde zij van de Staten 30.000 gulden. Gezien het grote belang, vooral voor Middelburg, besloten de Staten aan het ver zoek te voldoen. Aan het hoofd der commissie van deskun digen, belast met het in kaart brengen van een en ander, stond de dijkgraaf van de Zuid watering, Arent Jansz. Boom, alias met ge- nuchten. Hij werd door de keizer aangesteld tot „principiael toesiender commissaris ende su perintendent van de wercken, blockhuysen ende sterckte van Walcheren". In zijn memorie tot de opmetingen spreekt hij o.a. over „Welsinghe sluys tot Blanckershouck, daer dat casteel op Zeeburch op ghefonde(e)rt es...." en „Item van dat casteel van Zee burch est lanck tot die oude vermaerde plaetse, genaempt Rammekens". Rammekens is dus niet de plaats, waar het kasteel Zee burg gebouwd werd, noch de ree, waar 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 13