„Rammekens".
Uit: Speculum Zelandiae z.j.
lycke somme die hij betaelt hadde eenen
Lauwereyns Boock van Antwerpen over den
coop ende leverynge van tgroote hoot ende
tsluytsteen van de poorte". Heyndrick van
der Heyde kreeg 5 sc. Vis. omdat hij gemaakt
had „drie derande patroenen dienende tot
den sluytsteen van de poorte". De voorstel
ling van de grote kop in de sluitsteen van de
poort is niet bekend. Wellicht dat hieraan
geen betekenis gehecht moet worden.
Voor de brug van het kasteel werden 8
bogen geleverd; de kalksteen was afkomstig
van de abt van Dillegen. Franchois Gillis, ,,mr
van de steenhouwers" ontving 17-19 sc.-j gr.
Vis. voor het voegen en werken aan de poort
en aan een „obetken" onder in de voornoemde
poort. De betekenis van het woord „obetken"
blijkt uit een betaling in 1548 aan Aerent
Jansz. Boom voor 4 paar hangen, gebruikt in
het „hobetken voere onder de poorte daer de
poortier inne woent". Verder spreekt men in
de rekening over het fondament van de kleine
pilaren van de brug, evenals van de vijf grote
pilaren en van de twee fondamenten van de
„borstwerynge ofte casimatte (gewelven)",
welke zich uitstrekken tot de poort.
Iets over de behuizing van het blokhuis
kan opgemaakt worden uit de volgende
posten, want in hetzelfde jaar werd de smid
betaald voor een nieuw grendelslot aan de
toren „dair tcruyt inne leyt"; idem voor een
slot aan de „cappiteyns bottelrije", reparaties
aan de „dijckgravenscamer", de „busschieters-
No. 2
earner", „drie ringen met haer crammen om
de gevangenisse ende XII haecke om de
hangen".
Dat er veel haast werd gemaakt om het
kasteel in staat van verdediging te brengen
ondanks het feit, dat het werk nog lang niet
klaar was blijkt wel hieruit, dat in Mei
1548 reeds sprake was van het aanvoeren van
oorlogsmateriaal, want in de rekening wordt
melding gemaakt, dat door een der schepen
die puin voor het kasteel aanvoerden, assis
tentie werd verleend aan een schip uit
Mechelen, geladen met „geschut ende andere
monicie van oirloge" om deze te brengen van
Vlissingen naar het kasteel „uuytdien tzelve
geschut in groot peryckel was van zyncke
duer tlacx".
In 1550 verkeerde de bouw in een verge
vorderde staat, want toen waren reeds de
behuizingen voor de kapitein, luitenant en
busschieter gereed gekomen, met tevens een
kapel. Aan een „scrinwercker" werd 2 ponden
Vlaams betaald voor de „sitte banck met zijn
toebehoeren" voor deze kapel. In hetzelfde
jaar kwam als opvolger van Jacob Simonse
Magnus, penningmeester der werken, Romeyn
Martens, die deze functie tot 1569 vervulde.
Naast deze werd tot controleur aangesteld de
reeds eerder genoemde mr. Theseau Noury.
Zijn opvolger was Jan Buteman, die in 1554
werd benoemd.
In 1552 of 1553 zijn in grauwen arduin in
de face van 't halve bastion tegen de dijk naar
Middelburg geplaatst de wapens van de
koningin Maria van Hongarije en van Maxi-
miliaan van Bourgondië, die jammer genoeg
verdwenen zijn. In 1557 was men nog steeds
aan het werk, want toen werd het magazijn
van munitie voltooid. De totale kosten aan
dit grote werk verbonden kunnen helaas niet
worden opgegeven. Voorzover de rekeningen,
hierop betrekking hebbend, bewaard zijn ge
bleven, bedroegen deze in de jaren 1547
1556 in totaal 64232-2-4.
Uit oude tekeningen blijkt, dat de bekle
dingen en muren aan de zeezijde onmiddellijk
door de golven bespoeld werden, waarvan de
52