ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 uiting in de eerste Engelse oorlog, toen het kasteel wederom in staat van verdediging moest worden gebracht. De kosten van het herstel bedroegen meer dan 20.000,Reeds eerder, in 1606, werd rapport uitgebracht van de visitatie van het kasteel, waaruit blijkt dat o.a. ook gerepareerd diende te worden ,,'t hoorlogie" en „twee corps de guarden". Naar aanleiding van een verzoek van graaf d'Hornes in 1653 om enkele veranderingen in Rammekens aan te mogen brengen, werd aan de commies Corn. Coorne opgedragen: 1. een of twee „koetsen" te laten maken in zijn logement voor zijn zoons en dochters met een „heckentje van acht oft thien voeten in de kereke om sijne Genade dranck oft te sluyten". 2. om den „bornput", welke zeer droog was, na te laten kijken daar vele stenen hier uit waren gevallen, zodat het water daardoor in de aarde drong; evenals het maken van een schouw. In 1665 werd door de Staten goedge vonden, vooral met het oog op de toestand en de slechte staat van verdediging van het kasteel, om het te voorzien van de nodige kanonnen, waarom men Middelburg en Zie- riksee verzocht wat van hun materiaal te lenen. Op 14 Jan. 1675 werd vice-admiraal Corn. Evertsen tot commandeur en majoor der stad Vlissingen en onderhorig kasteel van Rammekens benoemd i.p.v. Adriaen Loncke. Hoe weinig waarde aan het kasteel werd ge hecht, blijkt wel duidelijk hieruit, dat in 1688 in overweging werd genomen of het niet nodig zou zijn bij deze „conjuncture van tijden" wacht te doen houden op het kasteel en daar toe enig volk in bezetting te zenden. Dit werd toegestaan; aan de majoor van het kasteel zou hiervan bericht worden gezonden. In een opgave van majoor Jac. Wiltschut d.d. 2 Maart 1708 werd, naast ander oorlogs materiaal, ook gesproken over „310 stukx leedige bommen" en „109 stuckx ijsere hand granaten" welke zich op het kasteel bevonden. In hetzelfde jaar werd een plan opgemaakt waarin o.a. ook de vraag gesteld werd „of men de oude houte brugge sal vernieuwen na den eys, en het deel naest de steene poorte met een ophalende brugge en al sijn toebehooren, soo als het te vooren is geweest". Eveneens werd op herstel aangedrongen van de „twee groote houte deuren van de sorti(uitvals)- poorte"; tevens werd het plan geopperd de oude „sorti ofte barierpoorte" op de stenen brug te plaatsen, zoals dit ook vroeger het geval was geweest. De huisvesting bleek ook zeer slecht te zijn, want er wordt verzocht de soldatenbarakken, logementen en corps du garde, alsmede de officierslogementen in staat van gebruik te brengen. Door de heren van Middelburg werd 27 Juni 1709 uitdrukkelijk gewezen op het noodzakelijk herstel der muren en het gevaarlijke van alle uitstel daar van. Veel haast werd echter niet gemaakt, want in 1710 werd nog eens gerappelleerd, daar men meende dat het met verantwoord zou zijn hiermede langer te wachten. Nog maals werd hierop gewezen in 1713 en werd op spoed aangedrongen omdat de „swaerste toevallen te wachten waren, dewijle de gront, tegens de zee, zoodanigh van tijt tor tijt quam uyt te cabbelen" dat ook de stenen onder de dijk zouden uitvallen. De raming der kosten voor herstel bedroeg 1600,Omdat het seizoen echter te ver was verstreken, werd besloten dit tegen het voorjaar ter hand te nemen. Zo zijn deze reparaties maar steeds op de lange baan geschoven. In 1762 werd zelfs overwogen, gezien van hoe weinig nut het kasteel voor de provincie was, of het niet mogelijk was dit te demoliëren en hiervan een batterij te maken. Gelukkig is het zover niet gekomen. In 1787 werd binnen het fort Rammekens een hospitaal gesticht t.b.v. zieke manschap pen van op de reede liggende schepen. Dank zij een legaat van wijlen de heer Steengracht van Souburg van 20.000,had men hier toe kunnen overgaan. Dit bedrag was echter door de erflater bestemd tot opbouw en on derhoud van een vrijwillig werkhuis te Sou burg. Daar dit volgens de executeuren onuit voerbaar was, werd ter ere en nagedachtenis 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 18