Over de speelmogelijkheden van een
^Middelburgs Rederijkersspel 'J
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
L L is er reeds bijna een halve eeuw vervlogen sinds Knuttel in
De Gids om eerherstel voor de rederijkers vroeg, en al is er sinds
dien veel rederijkerswerk uitgegeven, dat een weerlegging mag heten
van de slechte roep, waarin de rederijkerij enige eeuwen lang heeft
gestaan, toch ziet ieder die over rederijkerskunst wil schrijven voor
een publiek buiten de enge kring van vakgenoten, zich gedwongen
enkele misverstanden uit de weg te ruimen, eer hij zich er aan
wagen kan waarderende woorden over deze literatuursoort neer te
schrijven.
Het eind der Middeleeuwen is een tijd van gisting, van het zoeken
naar nieuwe vormen en een nieuwe inhoud op allerlei levensterrein.
Toen kwamen Humanisme en Renaissance met een nieuw antwoord,
dat met vreugde werd geaccepteerd. En daarmee is vrij plotseling de
rederijkerij verouderd en in de trots over het nieuw verworvene
wordt met minachting neergezien op het juist verlatene. Dit min
achtend oordeel rust een tijdlang op het hele tijdperk der Middel
eeuwen.
Als de Romantiek de Middeleeuwen hervindt, is haar belangstelling
op de bloei der Middeleeuwen gericht, niet op de eeuw der ver
warring, die zich tussen de beide hoofdtijdperken bevindt. Daarom
valt de herontdekking en herwaardering van het rederijkerstijdvak
vrij laat.
HET zou voor een romantische beoor
deling van het verleden ook om
andere redenen moeilijk geweest zijn
tot een waardering van rederijkerskunst te
komen. Voor de rederijker is de hoogste open
baring van kunst het Sinnespel, een gedrama
tiseerde disputacie over een actuele vraag. Het
vernuft is hier belangrijker dan gevoel en fan
tasie. De romanticus zoekt het hart, zo moge
lijk de hartstocht, de verbijstering of de ver
tedering, niet de slagvaardigheid, en zeker niet
de didactiek, het disputerend aanbieden van
de waarheid.
Wat de romanticus in de Middeleeuwse
mens liefhad, was ook de eenvoud, de natuur
lijkheid, de argeloosheid. In de Bourgondische
tijd echter zijn we aangeland in een tijdperk
van pronk en praal. De rederijkerstaal is
daardoor vaak overladen met kunstmatige
versiering. Voor wie naar eenvoud en natuur
lijkheid zoekt, lijkt dit al spoedig zinloze
fraaiigheid.
Nadat dus eerst de Renaissance met min
achting over de rederijker had gesproken,
wordt dit oordeel door de Romantiek als vol
komen passend overgenomen en zo wordt (of
blijft) het tijdperk der rederijkerij een ver
waarloosd hoofdstuk. Misschien nog was het
rederijkerstoneel uit historisch oogpunt inte
ressant te achten, omdat we er een tijdgenoten-
oordeel in vinden omtrent allerlei vragen op
maatschappelijk, staatkundig en godsdienstig
gebied, maar uit een literair gezichtspunt was
het dan toch de onbelangrijkste periode uit
onze literatuurgeschiedenis.
Langs twee wegen heeft men de weg naar
58