ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 grip voor de rederijkerskunst ontstond, was een dieper doordringen in de zin van hun dramatische kunst. Tegen het rederijkersdrama is bij herhaling als bezwaar aangevoerd, dat er karakterteke ning en actie aan ontbrak. Het rederijkersspel biedt inderdaad iets geheel anders dan een klassiek drama of een modern toneelstuk. De wereld op het rederijkerstoneel is geen stuk werkelijkheid maar symbool. Alle per sonen zijn abstracties, geen levende mensen. Neem b.v. Elckerlyc. Sinds de opvoering van deze zomer ligt de inhoud velen vers in het geheugen. Elckerlyc zelf is het symbool van ons allen, ons sterfelijke mensen, die een maal rekenschap van onze daden zullen moeten afleggen. Neve en Maghe staan voor alle familiebanden, Geselscap voor alles wat we in de wereld aan vriendschap ontmoeten. Voor de Doot, 't Goet, Kennisse, Duecht, Biechte, enz. is geen verdere toelich ting nodig: de namen zeggen ons reeds, dat we met begrippen te doen hebben, die als mensen worden voorgesteld. In het spel gaat het dus niet om een intrigue, ontstaande uit een botsing van karakters, om een handeling die voortkomt uit psychologische motieven. Er is slechts een bepaalde gedachtengang: de mens kan als zijn stervensure komt, nergens op rekenen, niet op enig goed, dat hem in de wereld van nut was, alleen op wat hij zelf van zijn leven gemaakt heeft, gesymboliseerd in zijn Deugd. En dat is zo'n bitter beetje, dat zonder de hulp van de kerk deze deugd te kort zou schieten. De opvoering van vorige zomer op het Abdijplein heeft, hoe voortreffelijk ze ook was, op een enigszins krampachtige wijze een publiek, dat een andere opvatting van toneel gewend was, tegemoet willen komen. Vooral in de persoon van Elckerlyc werd door een voortreffelijke speelkunst een moderne ge tourmenteerdheid gelegd, en door Elckerlyc angstig van de ene zijde van het toneel naar de andere te laten snellen, strompelen, vallen soms, is op geforceerde wijze aan het spel actie bijgebracht. Ook het Goet werd zo ge- interpreteerd, dat er beweging op het toneel kwam. Ik neem geen woord terug van de waarderende woorden, die ik neerschreef in nr 2 van deze jaargang over deze opvoering, als ik nu zeg, dat dit een modern toevoegsel aan het spel was en dat dus in de 16e eeuw dit spel zeker zo niet gespeeld zou zijn, dat de opvatting van figuren als Kennisse en Duecht veel meer in de eigenlijke geest van het stuk waren, en ondanks de machtige indruk die de opvoering maakte, vraag ik me af, of de op voering zonder deze „actieve" bijdrage niet met even indringende kracht de radeloosheid van de op zichzelf terugvallende mens en de troost der verlossing van de door de kerk geredde mens bewust zou hebben gemaakt. Een rederijkersspel verschilt dus in belang rijk opzicht van „toneel", het mist inderdaad karakterontwikkeling en de actie is vaak zwak. Daarvoor in de plaats komt een rij „tableaux vivants", taferelen met fraaie groe peringen en oppermachtig heerst het woord, meestal het scherpe, hekelende woord, want de inhoud van de spelen uit deze eeuw van geestelijke woeling en strijd zijn de politieke, economische en godsdienstige twistvragen van die tijd. Een bezwaar voor een moderne opvoering is dan ook niet zozeer, dat het rederijkersspel een andere kunstvorm is dan het moderne of het klassieke toneel, maar dat de problemen die het stelt en beantwoordt onze problemen niet zijn. Het is wel waar, dat politiek ge knoei, oneerlijkheid in de handel, zedelijk wangedrag ondeugden zijn van alle tijden, of dat het verlangen naar vrede de wens van de normale burger is in elke eeuw, maar de begeleidingsverschijnselen, die deze zaken ac tueel maken, zijn voor elke eeuw verschillend. Dit geldt in niet geringe mate ook voor het spel, dat voor mij de aanleiding is ge weest om dit opstel te schrijven. Toen de Hervormde kerk dit jaar met De grote Trek het Woord, de Bijbel in de ge- 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 24