ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 ree hun voor Gent bestemde lading overladen in lichters, die die goederen dan verder naar hun bestemming vervoeren. Bij grotere sluizen zullen deze schepen dadelijk naar Gent kunnen doorvaren, waardoor een ruime werkgelegenheid voor de arbeiders van Terneuzen zal komen te vervallen. De belangstelling van Terneuzen gaat meer uit naar de plaats waar men zich deze nieuwe sluizen had gedacht. Wat hieromtrent uit het bovenvermelde rapport Steenberghe-van Cauwelaert bekend is geeft de gemeente Terneuzen zowel reden tot ingenomenheid als reden tot zorg. Tot inge nomenheid omdat zowel Oostsluis als Middensluis (de allereerste zeesluis) buiten gebruik zullen komen, zodat hier een vaste verbinding het ongemak van het wachten bij de bruggen zal wegnemen en de bebouwde kom, thans door de kanaalarmen gescheiden in oud en nieuw, tot één geheel zal samenvoegen. De verwezenlijking van het bouwplan voor het zg. Oostelijke bolwerk, dat als het ware een trait d'union zou vormen tussen het oude en het nieuwe gedeelte der stad en waar op dit saillante punt dan eindelijk het reeds zo lang ver beide nieuwe stadhuis zou verrijzen in fraaie contrastwerking met de thans reeds in aan bouw zijnde watertoren, scheen nabij. Aan de voortvarendheid waarmee dan ook de verdere uitwerking van deze plannen ter hand genomen werd echter door de gevolgen van de ramp van i Februari 1953 een sterke rem opgelegd, waarop hierna nog even moet worden teruggekomen. Wanneer echter de plannen worden verwezenlijkt zoals die in meervermeld rapport zijn geschetst dan zal het nieuwe complex sluizen de gemeente beroven van de eerst na de oorlog aangelegde sportterreinen. Hoezeer het te betreuren zou zijn dat een jarenlange voorbereiding vergeefs zou blijken en veel geld voor niets uitgegeven, ook deze tegenslagen zou Terneuzen wel te boven komen wanneer maar elders, bereikbaar voor de inwoners terreinen geschikt voor sportbeoefening te vinden waren. Dit is vooralsnog niet het geval gebleken en hier mag wel het ernstig verlangen worden uitgesproken dat met vereende krachten een onderzoek zal worden ingesteld of niet met een andere oplossing, in het bijzonder voor de binnenvaart zal kunnen worden gevonden waardoor èn deze sportvelden gespaard èn het als wandelpark zo waardevolle zg. Westelijke Bolwerk behouden kunnen blijven. Deze wens mag met te meer klem worden uitgesproken omdat juist onlangs is gebleken dat de binnenvaart zelf geenszins ingenomen is met de voor haar geprojecteerde sluis. Zijn deze zorgen reeds voldoende om het gemeentebestuur voor inslapen te behoeden, zo dreigt volslagen slapeloosheid na het bekend worden van de voornemens der Rijkswater staat met de zeedijken langs de Wester Schelde. Hierin mag geen verwijt gelezen worden aan het adres van de Rijkswaterstaat, die ook hier niet anders doet dan het uitvoeren van de opdracht die is voortgevloeid uit de rap porten der zg. Delta Commissie, die zelve wederom beperkt werd in haar studie door het haar door de regering meegegeven axioma dat de scheepvaart op de Wester Schelde een vrije doorvaart eiste. De mogelijkheid van gehele of gedeeltelijke afsluiting van de Wester Schelde mocht dus zelfs niet in overweging worden genomen, zo min als voor de Nieuwe Water weg. Gevolg: dat voor de bewoners langs deze beide waterwegen ter beveiliging tegen watersnoden moet worden volstaan met verhoging der zeedijken. Waar ik mij hier moet beperken tot de gevolgen die dit alles heeft voor de gemeente Terneuzen kan ik volstaan met de constatering, dat de leidende gedachte voor het door de sterke groei van het inwoneraantal zo broodnodige uitbreidingsplan, namelijk om die uitbrei ding der gemeente niet te zoeken in het als maar verder de polder inbouwen doch integendeel de unieke ligging aan de Schelde beter tot haar recht te doen komen, onuitvoerbaar 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 4