No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Het landen der Engelsen op het eiland Walcheren en de atacque op het fort den Haak, 30 juli 1809. (Cat. Hist.-Topogr. atlas, Zeeuwsch Genootschap, dl. Ill, no. 295). Walcheren bleken onwillig te zijn aan de dui nen en zandhillen te werken, zodat zij tot de orde werden geroepen. In 1682 werd het fort door de geduchte watervloeden, die in dat jaar ons eiland teis terden, ernstig beschadigd. Men vroeg zich toen af of het niet beter was het fort af te breken en het bruikbare materiaal naar Veere te brengen. Dit is echter niet doorgegaan want reeds een jaar daarna werd de schade her steld en in 1701 is er weer sprake van een bezetting soldaten. In 1722 werd aan Veere toegestaan om op het fort een lantaarn te plaatsen ten dienste van de visserij aldaar. Het onderhoud werd betaald door de vissers en Laurens Wisse, consta'bel op het fort, kreeg hiervoor jaarlijks een extra beloning van 6 gr. vis. Een uit voerige instructie t.a.v. de werkzaamheden van deze constabel werd in 1708 vastgesteld. IN de 2e helft van de 18e eeuw ging de toestand zienderogen achteruit. Door de storm en hoge vloeden in de winter van 1749/1750 werden de palisaden en gordingen aan het fort voor een groot deel losgeslagen en besloot men deze publiek te verkopen en de gaten te vullen. In een schrijven van de Breede geërfden van Walcheren d.d. 7 januari 1751, wordt melding gemaakt van de „dan- gereuze" toestand van de dijk waarop de batterij van de schans sedert „immemoriaale" tijden heeft gelegen. Sterk overdrijvend wijst men erop, dat bij een niet spoedig herstel een storm of hoge vloed deze dijk zou door breken en zodoende geheel Walcheren zou 1 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 11