Kroniek De toneelspreiding - een epiloog? No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT IN overwegende mate door toedoen van de Zeeuwse Volksuniversiteit is Zeeland na 1945 uitnemend bedeeld door de grote toneelgezelschappen. De ontevredenheid die de laatste jaren naar voren kwam door het grote aantal hier gespeelde onbenullige boulevard-stukken is niet aan deze instelling toe te rekenen maar aan het repertoire. In het seizoen 1959/60 nemen de eerste rangs gezelschappen (Neder landse Comedie, Haagse Comedie, Rotterdams Toneel en Theater) een relatief klein aandeel in het Zeeuwse programma in, maar met stukken als „Biedermann en de brandstichters" van Max Frisch en „Zingend in de wildernis" van Eugene O'Neill is het seizoen toch hoopvol begonnen. De Nederlandse en de Haagse Comedie hebben nu bekend gemaakt dat zij met ingang van het seizoen 1960/61 een eind willen maken aan het doublure stelsel en minder stukken op het repertoire zullen plaatsen. „Het Vrije Volk" heeft uitgerekend dat er (vooral in de provincie) ongeveer 400 voorstellingen minder zullen worden gegeven of anders gezegd dat er rond 300.000 plaatsen minder verkocht kunnen worden. Tot nu toe spelen de gezelschappen vaak twee, soms drie stukken per avond, in verschillende plaatsen één. Daarvan profiteert juist de „provincie" in sterke mate. De klacht is dat zulks tot splitsing van de bezettingen leidt, tot veelvuldig reizen, tot roofbouw ten slotte op het artistieke peil. Het voor nemen zal dus ten koste van de buitengewesten gaan. Zeeland zou zelfs geheel worden buiten gesloten. De toneelspreiding, die na de oorlog doelbewust is nagestreefd heeft in onze provincie een nieuw toneel publiek aangetrokken en opgekweekt. De uitkoop organisaties verdienen hiervoor mede veel lof. Nu de conjunctuur, vooral door het lucratieve fenomeen van de televisie opwaarts loopt dreigt het gewraakte voor nemen een leegte achter te laten. De tijd dat de pro vincie financieel niet gemist kon worden is voorbij (aldus vrij weergegeven „Het Parool" van 14 novem ber jl.ongetwijfeld is hier H. A. Gomperts aan het woord). De hoeveelheid talent is te gering om te vol doen aan de vraag die toneel, televisie en film ge zamenlijk aan de markt voorleggen, schrijft A. Kool haas in „Vrij Nederland" van 21 november jl. Deze situatie die zich overal voordoet stelt zich in Neder land scherper dan elders. Daarnaast zal de concen tratie in de grote steden de resterende gezelschappen die de spreiding (hopelijk) zullen blijven behartigen van de beste krachten draineren. Deze zullen immers dingen „naar de goedbetaalde en niet erg vermoeiende posten in Amsterdam en Den Haag". „Het Vrije Volk" (22 november) wijst daarnaast nog op het aspect dat grote investeringen in vele regionale schouwburgen er nutteloos door worden gemaakt (dat kunnen wij in Zeeland in onze zak steken!). Op de motivering van de plannen gaat behalve „Het Parool" ook Manuel van Loggern in het „Alge meen Dagblad" van 18 november jl. in. Beiden merken op dat uit algemeen cultureel oogpunt het artistieke peil natuurlijk voorop staat. Maar met name de Neder landse Comedie wordt er van beschuldigd te popelen van verlangen door minder te reizen meer te ver dienen. Minder reizen naar de provincie, meer ver dienen aan de televisie en met succes-stukjes in hun stamplaatsen de weg van de minste culturele weer stand zoeken. Bij het televisie-spel schijnt de bij zonder zware voorbereiding ineens geen rol te spelen evenmin als de veeleisendheid van de opvoeringen. Het aantal schertsstukken bij de Nederlandse Comedie is bijzonder groot. „Hier met de poet" titel van een van deze non-valeurs noemt „Het Parool" als voorbeeld, daarmee het winstbejag waaruit het voor nemen spruit tevens symboliserend. Het is dus niet te verwachten dat de toneelconcentraties automatisch tot peilverhoging zullen leiden; daar had men eerder naar kunnen streven. De televisie eist de reorganisatie toch wel, zegt „Het Parool", ten slotte een draai nemend. „Door de beschikbaarheid van goede krachten voor het tele visie-toneel te vergroten dient men bovendien de be langen van het publiek óók in de kleine plaatsen". Wij denken daar anders over; stenen voor brood of vruchten uit blik voor vers fruit en de ware toneel liefhebber zal met ons instemmen. „Het Vrije Volk" zegt het streven naar een enkelvoudig nationaal thea ter te begrijpen, maar het ziet in de Amsterdamse en Haagse opzet een blijk van belachelijke en veelvuldige haarkloverijen tussen hoofd- en residentiestad. Wil men dit doel werkelijk bereiken dan moet er meer eensgezindheid zijn en bijvoorbeeld een proef genomen worden met een seizoen van drie maanden waarin uitgelezen acteurs bijeen worden gebracht, zoals bij het Holland Festival al gebeurt. WAT hebben wij ten slotte evenwel te maken met de besluiten van zelfstandige toneel gezelschappen zal men vragen. Daar zit de kern: heel erg veel! De gezelschappen wor den gesubsidieerd door het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, op kosten van elke con- tribuabele in ons land en met als doel juist de sprei ding. Krijgen wij nu „voor ons goeie geld" alleen nog maar tweede-rangs- en kijkglas-toneel? Televisie toneel zegt A. Koolhaas heeft bovendien niets met de toneelkunst te maken; die berust op een sa menspel van toneel en publiek. „Overheidsgelden, ge- 175

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1959 | | pagina 23