de zeeuwse schrijfster marie boddaert (1844-1 914) 121
Westhove, circa 1880.
het gezin vertrok voor zijn gezondheid
naar het zuiden; 26 april 1 877 stierf hij
te Menton.
Marie ging daarna met haar kinderen
naar Den Haag, en trok in bij haarvader,
die na de dood van haar moeder her
trouwd was met een jongere zuster van
zijn eerste vrouw. Marie verpleegde
beiden tot hun dood.
Tijdens de lange dagen aan hetziekbed
van haar vader begon zij weer te schrij
ven, en hoewel de familie vroeger niets
van haar geschrijf moest hebben, was
haar vader nu zeer belangstellend, en
hij verheugde zich in het teruggevon
den geluk van zijn dochter.
Nadat haar vader gestorven was richtte
Marie een eigen huis in, ze kwam in mei
1886 te wonen naast de heer C. Vos-
maer, de bekende redakteur van „De
Nederlandsche Spectator". Ook gedu
rende de rest van haar leven verbleef ze
veel in het buitenland, maar bij tussen
pozen woonde ze toch steeds in Den
Haag. Zowel thuis als gedurende haar
reizen bleef zij schrijven, zelfs tot enke
le weken voor haar dood. Marie Bod
daert stierf 12 april 1914, op eerste
Paasdag.
Tijdens haar leven kreeg Marie Bod
daert vele blijken van waardering, zoals
in 1 893 haar benoeming tot lid van de
Maatschappij der Nederlandsche Let
terkunde te Leiden. Het Zeeuwsch Ge
nootschap der Wetenschappen bood
haar in 1 899 het lidmaatschap aan, wat
in die tijd een hele eer was voor een
vrouw. Ook van minder wetenschappe
lijke zijde ontving haar werk veel bijval.
Zo schreef zij 22 december 1913, nadat
ze 69 exemplaren van „De schipper van
de Jacomina" gratis ter beschikking
had gesteld van de scholen op Wal
cheren; „Veel lieve brieven van school
hoofden en scholieren mocht ik ontvan
gen."
De familie Boddaert was zeer sociaal
voelend. Toen Jonkheer J. Boddaert in
1 880 naar Den Haag vertrok, verkocht
Marie Boddaert in 1866.