I JU de zeeuwse schrijfster marie boddaert (1844-1914) 122 hij Westhove aan zijn zuster, de wedu we De Bruijn-Boddaert; deze bestemde het kasteel tot herstellingsoord „voor kinderen van ouders die geen badplaat sen kunnen bezoeken en die er geen buitenplaatsen op na houden". Een ander familielid, mevrouw H. Bod- daert-Schuurbeque Boeye, was in haar hart feministe en zij leefde zeer mee met de vrouwenbeweging, hoewel ze daarin nooit op de voorgrond is getre den. De jongere halfzuster van Marie Boddaert, Elisabeth, stichtte de beken de Boddaert-tehuizen; het eerste werd in Amsterdam in 1 903 geopend. Marie leefde erg mee met het werk van haar zuster, alles wat voor de minderbedeel den werd gedaan en elke verbetering op maatschappelijk terrein hadden haar warme belangstelling. Marie Boddaert gedroeg zich, ondanks haar aristokratische opvoeding zeer de- mokratisch, maar misschien hebben haarouderlijk milieu, haaropvoedingof haar bescheiden aard verhinderd dat zij ooit op de voorgrond is getreden in vrouwenbeweging of andere vooruit strevende kringen. Het werk van Marie Boddaert Pas in 1 884, op 40-jarige leeftijd, werd Marie Boddaert zeer produktief. De be langrijkstetijdschriften waarin zij publi ceerde waren „De Gids", „Nederland" en „De Nederlandsche Spectator". Eerst schreef ze onder pseudoniem Luctor, maar toen „De Gids" er tegen was haar werk onder pseudoniem te plaatsen, ging zij onder haar meisjes naam Marie Boddaert schrijven. In 1887 verscheen haar eerste dicht bundel „Aquarellen", waarin ook ge dichten werden opgenomen die tot dat tijdstip in de tijdschriften gepubliceerd waren. De gedichten die zij na 1887 schreef zijn verzameld in haar tweede bundel „Serena", die in 1 898 uitgegeven werd. Hierna publiceerde zij geen poëzie meer, maar dat ze wel bleef dichten be wijst haar derde en laatste bundel, die na haar dood door haar dochter werd verzorgd en uitgegeven in 1 91 6, onder de titel „Naar lichte hoogten". Tweemaal heeft werk van Marie Bod daert als operatekst gediend: een feuil leton uit 1 889 „Uit de branding" werd door Richard Hol omgewerkt tot opera tekst, en in 1892 leverde zij de tekst voor de opera „Floris V" van dezelfde komponist. Haar belangrijkste en meeste proza is geschreven op latere leeftijd: toen haar eerste roman „Sturmfels" in 1 889 uitk wam was Marie Boddaert reeds 45 jaar oud. In 1 890 verscheen „Buiten de wet" onder pseudoniem Rudolf Curtius. Ver der heeft Marie Boddaert voornamelijk jeugdboeken geschreven, zoals „Frans en 't geheim" en „Op Wendehuis", die later in één band verschenen onder de naam „Jonge kracht". Ook is zij de schrijfster van „Jong leven", „Roswi- tha" uit 1909, „Prins Almanzor's mak ker" uit 1 911 en het bijzonder spannen de jongensboek „De schipper van de Jacomina" dat uitkwam in 1913. In 1913 verscheen nog een boek van Ma rie Boddaert, „Naar het tooverslot van de Witte Vrouw", dat echter al eerder als feuilleton was gepubliceerd in het blad „De Avondpost". Eén prozawerk heeft zij onvoltooid nagelaten, „Vera Terwolde, een schets naar het leven". In het familie-archief Gelderman, dat bewaard wordt in het Gemeentelijk Ar chief te Zwolle, zijn recensies bewaard gebleven over de in 1887 uitgegeven bundel „Aquarellen". Deze besprekin gen zijn alle zeer lovend, wat natuurlijk niet betekent dat er geen afkeurende geschreven zijn; misschien werden slechts de goede recensies bewaard! Willem Kloos besprak ook de bundel „Aquarellen" in zijn „Veertien jaar lite ratuurgeschiedenis". Hij dacht dat Ma rie Boddaert - naar haar bundel te oor delen - een lieve vrouw was met gevoel voor natuur, kinderen, menselijkheid en moraal. Daarna vergeleek hij haar met de vele dichteressen en schrijfsters die „proberen hun impressies van de na tuur in hun werk te zeggen, maar die ge bruik maken van middelen die niets met de oorzaak van hun impressies hebben uit te staan." Toch wenste hij Marie Boddaert een „tot weerziens" toe, als het dan maar was met lieve, eenvoudi ge verzen als „Doodenklacht" en „Geth- sémané". Hoewel de bespreking door Kloos niet bepaald lovend genoemd kan worden, kwam Marie Boddaert er heel genadig af vergeleken met veel ande ren die door Kloos genadeloos bekriti seerd werden. In „Serena" en in haar laatste bundel „Naar lichte hoogten" zou Kloos misschien meer naar zijn smaak gevonden hebben. Het door Willem Kloos genoemde „Doodenklacht", dat hier volgt, vind ik verreweg het beste, zo niet het enige goede gedicht uit de bundel „Aquarel len". Fragment van brief van Marie Boddaert aan Frits Smit Kleine, 1 3 november 1 887. Tnij qT c l/i^A V ;Tr^^ IJ0 J 'Dy" y r 'Tif7 ^"1 If TT' f (Irr. ie-Assf}4^ rXilTJ/d, i.. ^L „SIA 4*t ij r-'ft - a/h f (i vvjr, s

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 12