de zeeuwse schrijfster marie boddaert (1844-1914)
126
Marie Boddaert in 1912.
In het sonnet „Vlam uit mijn zwaard
van zang" heeft Marie Boddaert haar
zwakheid overwonnen en durft ze weer
„De lichte paden van mijn verlangen" in
te slaan „Naar 't land van lied en zan
gen".
Hoe lang de krisis van Marie Boddaert
heeft geduurd weten we niet: de ge
dichten zijn ongedateerd maar staan
wel alle in haar laatste bundel „Naar
lichte hoogten". Toch gaf zij vroeger
ook al blijk van twijfel aan eigen geniali
teit, zoals in het gedicht „Mijn Tempel"
uit „Serena".
Enkele opmerkingen over het proza
van Marie Boddaert
Marie Boddaert was een groot bewon
deraarster van de historische romans
uit de 19e eeuw. In brieven aan H. J.
Schimmel spreekt zij over haar enthou
siasme over zijn boeken „Sinjeur Se-
meyns (1 875) en het vervolg „De Kapi
tein van de Lijfgarde" (1888). Na de
dood van mevrouw A. L. G. Bosboom-
Toussaint (1812-1886), heeft Marie
Boddaert een „In Memoriam" geschre
ven, dat 24 september 1 887 in „De Ne
derlandse Spectator" gepubliceerd
werd, waaruit ook haar bewondering
voor deze schrijfster duidelijk blijkt.
De gebeurtenissen in haar eigen boe
ken laat Marie Boddaert meestal in het
verleden spelen. Zowel van de histori
sche ideeënroman als van de psycholo-
gisch-historische roman vertonen haar
werken kenmerken. „Het leven is een
weldaad", moetzij dikwijls gezegd heb
ben, en om ons te leren dat leven als een
weldaad te ondervinden, stelde zij zich
zeer moraliserend en didaktisch op in
haar boeken. Het goede overwint altijd
het kwade, maar het kost de hoofdper
sonen veel innerlijke strijd om eigen
zwakheden te overwinnen; pas als dat
laatste is gelukt kunnen zij het alge
meen belang dienen, waarbij dan ook
altijd het goede de overwinning op het
kwade behaalt. De karakters en de da
den van de hoofdpersonen worden
goed voorbereid en verklaard door Ma
rie Boddaert: de mensen zeggen en
doen de dingen die wij van hen ver
wachten of die wij in ieder geval begrij
pen kunnen.
Ondanks de overeenkomsten met de
historische ideeënroman en de psycho-
logisch-historische roman, blijft de ge
schiedenis in de boeken van Marie Bod
daert te vaag, en zijn meestal de ge
schiedenisfeiten te weinig te kontrole-
ren dat wij kunnen spreken van histori
sche romans. De geschiedenis doet
slechts dienstom wat lokale kleur te ge
ven.
Samenvattend kunnen we over het
proza van Marie Boddaert zeggen:
- Marie Boddaert laat meestal de ge
beurtenissen in het verleden spelen.
- Ze gebruikt zeer veel spanningver
wekkende elementen.
- In al haar boeken overwint het goe
de het kwade.
- Ze wil haar moraal didaktisch ver
antwoord brengen, en laat zien dat
MIJN TEMPEL
het dikwijls heel moeilijk is het goe
de te laten zegevieren. Eerst moet
de mens het kwade in zichzelf over
winnen, daarna kan die mens het al
gemeen belang dienen.
Of Marie Boddaert ooit weer in de volle
belangstelling zal komen te staan kan
betwijfeld worden. Haar proza zal de
jeugd van onze tijd niet meer aanspre
ken. Wat haar poëzie betreft zijn er ze
ker gedichten die die belangstelling ten
volle verdienen.
Geraadpleegde bronnen:
Anbeek, T.: „Kenmerken van de Nederlandse natu
ralistische roman", in De nieuwe taalgids, jaargang
72 (1979).
Asselbergs, W.: „Geschiedenis van de letterkunde
der Nederlanden", 9e deel, 's-Hertogenbosch-Ant-
werpen-Brussel, z.j.
Bachrach, A. G. H., e.a.: „Moderne Encyclopedie
van de Wereldliteratuur", Haarlem-Antwerpen,
1980.
Brieven van Marie Boddaert aan bekende letterkun
digen van haar tijd, zoals Smit Kleine, H. J. Schim
mel, Pol de Mont e.a. Deze brieven worden bewaard
in het Nederlands Letterkundig Museum en Docu
mentatiecentrum in Den Haag.
Drop, W.: „Verbeelding en historie, verschijnings
vormen van de Nederlandse historische roman in de
negentiende eeuw". Utrecht 19722.
Frederiks, J. G. en F. Jos. van den Branden: „Biogra
fisch woordenboek der Noord- en Zuid-Nederland-
sche letterkunde", Amsterdam 1 888-1 891
Familie-archief Gelderman, dat bewaard wordt in
het Gemeentelijk Archief te Zwolle.
Kloos, Willem: „Veertien jaar literatuurgeschiede
nis", deel II, Amsterdam 1 904.
Romein-Verschoor, A.: Vrouwenspiegel, de Neder
landse romanschrijfster na 1 880", Nijmegen 1 977.
Snellen, Johanna: „Levensberichten der afgestor
ven medeleden van de Maatschappij der Neder-
landsche Letterkunde te Leiden". Bijlage tot de
Handelingen van 1913-1914.
'k Had met mijn kunst een tempel mij gebouwd.
De wanden van saffier en diamant;
Ik bracht er eiken dag nieuwe offerand
Van paarlendroomen en gedacbtengoud.
En daaromheen had ik een hof geplant
Vol schoone bloemen, heel een bloemenwoud
Veel kleurenv/ammetjes, b/ankteer, bontstout.
Gloeiden daar blij in liefdehu/de-brand.
Toen werd een boek mij op den schoot gelegd;
Een vinger wees; „Ziehier wat is gezegd:
Ten spot is uwe kunst; uw werk is slecht;
Uw diamant is glas, 't saffier is hout.
En 'k hoorde als één, wien hemel wordt ontzegd.
'k Had aan mijn tempel levenslang gebouwd!