verzeeuwst.wat is verzeeuwst?
132
Bruinisse); de guusten: de kinderen:
Bruinisse; uitspraak de huus(t): Zuid-
Beveland: de huze: St.-Philipsland.
StoengCn te zeeken). Hoe algemeen
is de verledentijdsvorm stoeng. Het
Woordenboek geeft onder de trefwoor
den stae(n), stao(n): Verleden tijd ik
stoeng: Walcheren (doch zie onder):
Zuid-Beveland (idem); Zeeuws-Vlaan-
deren, westelijk deel: ik stong: Wal
cheren (Nieuw- en St.-Joosland);
Noord-Beveland, Tholen; St.-Philips
land; Schouwen-Duiveland; Goeree;
Overflakkee; naast ik stoeng gegeven
door Arnemuiden; Kloetinge; Kruinin-
gen; Middelharnis; Sommelsdijk; Oolt-
gensplaat; ik stieng: Zeeuwse eilan
den (geen opgave voor St.-Philips-
land); Zeeuws-Vlaanderen, westelijk
deel (gegeven door Breskens; Cadzand;
Retranchement), Land van Axel; Goe
ree; Overflakkee; Ik sting: Land van
Hulst; ik stèèng: Westdorpe; sting
naast stieng gegeven door Axel; ik
stienge: gegeven door Kruiningen; ler-
seke.
Met opzet heb ik deze twee woorden
boekartikelen eens voluit geschreven,
vooral om te laten zien hoeveel infor
matie ze bevatten en hoe gedetailleerd
ze zijn. Er is inderdaad een bonte ver
scheidenheid en de verbindendefaktor,
de eenheidsidee komt voort uit de dig
lossiesituatie: men is tegelijk dialect
spreker en standaardtaalspreker. Een
woord als guus komt buiten Zeeland
niet voor, maar heeft in Zeeland een be
perkte verspreiding; de vorm huus -
men is eigenlijk eerder gerechtigd te
zeggen: het woord - beperkt zich tot
Zuid-Beveland. Door zijn exclusiviteit
krijgt het een etiket „Zee,uws" opge
plakt. Het zal niet lang meer duren, of
het zal het Zeeuwse guus of huus ver
gaan als de eggys, egges en de de ey-
ren van Caxton.
Onder de vormen stae(n) en stao(n)
gaat staan schuil; onder de verleden
tijdsvormen stoeng en stong: stond.
Stoeng is veel minder algemeen dan
bijvoorbeeld stong.
Gemiddeld Zeeuws
Verjans spreekt niet van eenheid in ver
scheidenheid, maar van een „gemid
deld Limburgs", dat naar zijn mening
slechts tot stand kan komen „door het
intermediair van het Algemeen Be
schaafd". (Verjans 1957, 36). Wat hij
wil zeggen is, dat een eenheid (in ver
scheidenheid) ten koste gaat van de ori
ginaliteit van de verscheidenheden. Als
men nu bedenkt, dat onze eigen natio
nale eenheidstaal langzaam in de loop
van enkele eeuwen tot stand is geko
men, in de Middeleeuwen treft men im
mers reeds de eerste pogingen aan het
strikt gewestelijke te overstijgen ten
einde verstaanbaar te zijn voor een gro
ter publiek, dan is het hedendaagse
streven naar een algemeen Drents,
Zeeuws of Limburgs niets anders als
een reeds voltooid proces ontkennen.
Een zinledige bezigheid. Slechts één
conclusie blijft er over: dialectliteratuur
moet én goede literatuur zijn én goed,
authentiek dialect.
Het zijn strenge eisen en ze betekenen,
dat echte dialectliteratuur nooit om
vangrijk zal kunnen zijn.
Als Wouters in de passage van de lijk
stoet zegt:
„Coppe! Vreuger ein sjarmante Hinl",
doet hij omwille van een door hem ge
kozen rijmpaar op - in de oorspronke
lijke tekst teveel geweld aan en voldoet
hij niet aan het criterium van literaire
kwaliteit. Wat ik van de vondst
diek/liek niet zou durven beweren.
Het dialect wordt geweld aangedaan
als men - bijvoorbeeld omwille van die
„eenheid - eclectistisch te werk gaat en
kiest - uiteraard uit dialecten van een
zelfde streek - wat op dat moment van
pas komt. „Verzeeuwsen" in de zin van
Kousemaker houdt een zeker eclectis-
me in; Zuid-Beveland, met als centrum
's-Heer Hendrikskinderen zou zo het
centrum van de Zeeuwse taal vormen.
Het monumentale woordenboek der
Zeeuwse dialecten en het werk - nog
altijd en nu al sedert meer dan vijftig
jaar - van de Zeeuwse vereniging voor
dialectonderzoek bewijzen dat die een
heid „het Zeeuws" niet bestaat; ze laten
tevens zien hoe belangrijk de nauwkeu
rige documentatie plaats voor plaats is,
waarbij de steeds wisselende overeen
komsten en de nog talrijker verschillen
het duidelijkst aan de dag treden. Dat
werk maant de dialectschrijver tot be
scheidenheid en tot voorzichtigheid.
Toch een ZEEUWS monument
Jan Kousemaker is typisch een dichter
die gehoord moet worden om ten volle
gewaardeerd te kunnen worden; zijn
Zeeuws is de taal van zijn geboorte
dorp, maar door zijn loopbaan buiten
Zeeland zal hij dialectvaster zijn, be
houdender, dan zijn dorpsgenoten die
in hun geboorteplaats gebleven zijn.
Zijn Reinaert-„verzeeuwsing" is een
„spielerei" van hoge klasse. Daarom wil
ik dit besprekingsartikel graag beslui
ten met dezelfde woorden als mijn toe
spraak op die gedenkwaardige 20 no
vember 1 981„Hulst krijgt er vandaag
een nieuw Reinaert-monument bij, niet
van stéén, maar van echte Zeeuwse
klinkers".
Omgewerkte en uitgebreide tekst van een voor
dracht gehouden te Hulst op 20 november 1 981
LITERATUUR
Jo Daan en D. P. Blok 19702: Van Randstad tot
Landrand. Bijdragen en Mededelingen van de Dia
lectencommissie 37. Amsterdam.
J. Dijkstra 1921: VAn de Vos Reinaerde. Oet't Mid-
delned. vertoald in 'n Grönneger Tongval. Gronin
gen. [Reprint met een Nawoord door H. Entjes
1979],
H-R. Fluck, 1975: Zur literarischen Wertung von
Dialektdichtung. In: Alemannica. Festschrift für
Bruno Boesch zum 65. Geburtstag. Bühl/Baden
1 973-'75, 299 vv.
J. Goossens 1 9772: Inleiding tot de Nederlandse
Dialectologie. Groningen.
W. Gs. Hellinga 1952: Van den Vos Reinaerd. I:
Teksten. Diplomatisch uitgegeven naar de bronnen
vóór het jaar 1 500. Zwolle.
J. Kousemaker 1967', 19792: Dien raoren Age-
stien. Middelburg.
J. Kousemaker 1980a: Het boek van de Prediker
Salomo. Middelburg.
J. Kousemaker 1 980b: lezei. Gliekenissen van den
'Eere Jezus. Middelburg.
J. Kousemaker 1 981'N 'andvol psalmen voe 'ier
en noe. Middelburg.
P. J. Meertens 1 950: Dialectologie en literatuur. In:
Album L. Grootaers. Leuven. Blz. 1 37 vv.
[Arjaan van Nimwegen] 1979: Over de Vos Rei
nsert. Prismaboeken nr. 1 890. Utrecht-Antwerpen.
G. M. Trevelyan 1942: England's social History.
London.
M. H. J. Verjans 1957: Het moeilijke evenwicht.
Dialectbeoefening en dialectliteratuur in Limburg.
In: De Bronk 4 (1 956-'57)( 34 vv.
J. Wouters: Van den Vos Reinaerde. Dierdichtuitde
oudheid. (Beek, L.) Z.j.