franse kloostergemeenschappen in sluis 114 geen gegevens te vinden waren. Wèl werd op 17 december 1909 een ver gunning tot vestiging in Sluis verleend aan deZusters Franciscanessen „de No tre Dame des Anges en France", maar er werd bij vermeld dat het niet zeker is of zij zich werkelijk in Sluis hebben geves tigd, wat vermoedelijk niet het geval is geweest. Deze toestemmingen werden door de bisschop verleend onder bepaalde voorwaarden. Deze waren: 1 e. Flet huis mocht alleen bestemd zijn voor reli- gieusen en pensionaires die niet van Het front van „St.-Jozef", 1 982. Hollandse afkomst waren. 2e. De huis kapel mocht niet voor publiek toegan kelijk zijn. 3e. De huiskapel mocht al leen dienen voor de bewoners van het huis. Alleen mochten hier bij de diens ten ook aanwezig zijn vreemdelingen (waarbij aan Franssprekenden zal zijn gedacht) en familieleden van de zus ters, broeders en leerlingen. 4e. Het zal hun niet toegestaan zijn te collecteren in het bisdom Breda. Uit deze voorwaarden blijkt dat men in het bisdom deze vestigingen in Sluis geheel en al wilde beschouwen als een buitenlandse aangelegenheid, wat het ook inderdaad was. Wij geven toestem ming, maar verder hebben wij er niets mee te maken. De achtergrond Wat zit achter deze kleine invasie van kloostergemeenschappen in Sluis? Om een antwoord op deze vraag te krijgen, moeten we wel duiken in een stuk ge schiedenis van Frankrijk. We kunnen zelfs teruggaan tot 11 79 toen het con cilie van Lateranen nadrukkelijk vast stelde dat aan elke kathedrale kerk een school verbonden moest zijn en tot 1215 toen paus Innocentius III dit be sluit bevestigde en daarbij niet alleen sprak van de plicht van de kerk om te zorgen voor het onderwijs, maar tevens aanspraak maakte op het recht van de kerk tot opvoeding van de kinderen. Ruim een eeuw later tekende koning Philips IV hiertegen verzet aan en vaar digde een ordonnantie uit waarbij de Sorbonne (de universiteit van Parijs) werd geplaatst onder de jurisdictie van de„prévot" (magistraat) die het konink lijk gezag vertegenwoordigde. Hier hebben we een begin van spanning, wat het onderricht aan het opgroeiende geslacht betreft, tussen de koninklijke (wereldlijke) en pauselijke (kerkelijke) macht. Hoewel voor elke benoeming of vestiging van een zelfstandige onder wijzer de approbatie van de bisschop nodig was en bleef, ligt hier toch de kiem van een strijd rond het onderwijs die in Frankrijk enige eeuwen lang ge voerd is en die zijn hoogtepunt bereikt heeft in het begin van de 20e eeuw. Grote moeilijkheden ontstonden er na tuurlijk in de tijd van de Reformatie. Voor de Hugenoten was deze bisschop pelijke toestemming natuurlijk onver teerbaar. Dit werd het meest urgent na de opheffing van het Edict van Nantes in 1685, toen de Hugenoten verplicht werden (hoewel er geen leerplicht be stond) hun kinderen naar de wettelijk bestaande scholen te sturen. Het werd hen verboden er zelf voor te zorgen. De R.K. kerk bleef het onderwijs stevig in handen houden, daarbij gesteund door de koninklijke macht. Dat „clericalisme" ook op het terrein van het onderwijs heeft een „anti-cleri- calisme" opgeroepen dat zich steeds meer verzette tegen de macht van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 4