OUDE DOCUMENTEN OPNIEUW BEKEKEN
Bouwen aan de Middelburgse Abdij ir. G. Sophia van Ho/the tot Echten
Wie het Abdijplein mijdt, zal nimmer ingaan tot Zeelands wezen. Ik weet niet of er op
héél de wereld één plaats is a/s deze, een toegebouwde zaal onder den open hemel,
waar het stadsleven door gewelfde poorten voorzichtig wordt toegelaten, en aanstonds
binnen haar stemmige spheer tot inkeer komt. "Zo begint P. H. Ritter jr. in zijn „Zeeuw-
sche Mijmeringen van 1919 zijn loflied op het Middelburgse Abdijplein. Hij proeft er
„de geur der Historie", en dat terwijl de grootscheepse Abdijrestauratie die in 1886
onder leiding van J. A. Frederiks was gestart, op dat moment nog maar nauwelijks tien
jaar voltooid was. Deze restauratie, die in veel opzichten een reconstructie mag heten,
redde het Abdijcomplex van de in 1885 nog welhaast zeker lijkende ondergang.
In 1904 beschrijft Frederiks in grote lijnen hetgeen hij twintig jaar eerder aantrof: een
aaneenschakeling van aan- en inbouwsels die in een voortdurende jacht naar extra
ruimte op bouwkundig hoogst bedenkelijke wijze waren aangebracht. In 1910 was dit
alles ondervangen en was de reconstructie een feit.
In 1940 echter werd in één klap vrijwel alles dat een halve eeuw eerder met liefde en
toewijding was hersteld, met de grond gelijk gemaakt of op zijn minst zwaar bescha
digd. En opnieuw volgde een langdurige en nauwgezette herbouw- en restauratie-
campagne. Relatief kort na elkaar dus twee reconstructies, elk met haar eigen karakter,
in hoge mate bepaald door de restauratieopvattingen van het moment. Toch kan de
wandelaar die het Abdijplein betreedt, het Ritter nog steeds nazeggen: een „zaal onder
den open hemel" waar een „stemmige spheer" heerst, een „Sanctuarium" waar „het
Verleden Meester" is.
Intussen blijft de bewogen geschiedenis van de Abdij, die van vroeger eeuwen maar
zeker ook die van de 19e en 20e eeuw, stof leveren voor met name architectuur-histo
risch onderzoek. Twee detailstudies, uitgaande van enkele in de archieven bewaarde
oude afbeeldingen, worden hierbij gepubliceerd.
Afb. 1.
De penseeltekening van de ruimte tegen de noordzij
de van de Koorkerk. Collectie Bodel Ni jen huis te Lei
den, portefeuille 309", N26.
„Een zeer ontredderde inwendige
bouwval"
In de Collectie Bodel Nijenhuis te Leiden
bevindt zich een geaquarelleerde pen
seeltekening van een onderdeel van de
Abdij te Middelburg, met een verklaren
de tekst die aan de voet van de pagina
over twee kolommen is verdeeld (afb. 1
De bijschriften zijn alle in druk. De kop
luidt: „Een zeer ontredderde inwendige
bouwval, vroeger een gedeelte uitge
maakt hebbende van het voormalige
Maria-Klooster, de oorsprong der Abdij
te Middelburg."
De afmetingen van het vel papier (50,5 x
40 cm) zijn te groot voor een tijdschrift.
Bovendien zou, wanneer het vel ooit ge
vouwen in een tijdschrift was opgeno
men, de tekst een kwart slag gedraaid
moeten zijn. De gehele lay-out van het
blad doet vermoeden dat de tekst alleen
voor dit blad bestemd is geweest en wel
licht eenmalig is afgedrukt, want de af
beelding (28,3 x 18,5 cm) waarop de
tekst betrekking heeft, is de geaquarel
leerde penseeltekening, dus ook eenma
lig-
Auteur en jaar van vervaardiging zijn niet
bekend. De term „Gouvernements-ge-
bouw" en het gebruik van de maten „el"
en „palm" wijzen echter in de richting
van de jaren twintig en dertig van de vo
rige eeuw. Bovendien wordt gesproken
over de nabijgelegen overdekte door
gang naar de Munt en de zich daar
tegenover bevindende stal en koetshuis
met ten noorden hiervan een grote
kookkeuken. Uit archiefmateriaal is be
kend dat genoemde keuken in 1 820 ver
bouwd werd ten behoeve van een ver
groting van de stal en het koetshuis van
de Gouverneur des Konings mr. H. J. van
Doorn. In ieder geval stamt de tekening
dus uit de tijd vóór 1 820.
Volgens een mededeling van de conser
vator van de Collectie Bodel Nijenhuis,
drs. D. de Vries, zou het stuk afkomstig
kunnen zijn uit het bezit van A. C. van Cit-
ters, waaruit Bodel Nijenhuis ook veel
kaarten heeft gekocht.
In de Atlas van het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen te
Middelburg is een afbeelding bewaard
gebleven met dezelfde kop Het is een
potloodtekening zonder naam en zonder
jaar (maar in elk geval 1 9e-eeuws), die
ook al vermeld wordt in de catalogus van
Lantsheer-Nagtglas2). De hoogte is
22,4 cm en de breedte 1 9,7 cm. De af
metingen verschillen dus van „ons"
exemplaar en ook is er geen verklarende
tekst bij. Mogelijk betreft het hier een
schets, die gediend heeft als voorloper
van de geaquarelleerde penseelteke
ning 3).
Afb. 2.
Plattegrond van het zuidelijk deel van de Abdij, met onderaan de kerken en de Lange Jan; de „bouwval" is in
zwart aangegeven. Tekening T. Brouwer.