De boekenstal van uitgeverij Széphaiom Könyvmühely op het Oktogon-plein in Budapest, links Judit Gera. Over de gedichten was men eensgezind. Men kon zich goed voorstellen dat het Zeeuwse landschap over een inspirerende, motiverende kracht beschikte. Een analyse: 'De naam van het landschap suggereert al een soort grenssituatie (Zee land): dus er is sprake van een soort grens tussen vast (land) en onvast (zee), waaraan natuurlijk allerlei symbolen en betekenissen te koppelen zijn, vgl. bv. oneindigheid - beperktheid (op een abstract niveau kan de tegenstelling tussen lichaam (iets begrensds) en ziel (iets oneindigs) ook door middel van deze tegenstelling tussen zee en land worden weergegeven). Maar de oud - nieuw proble matiek schuilt ook in deze grenssituatie. Deze gedich ten hebben allemaal een bepaalde stemming, hoewel de vormen en de accenten helemaal verschillend zijn en iedere dichter zijn eigen indruk weergeeft. Maar door middel van de eigenaardige stemming vormen de gedichten een soort eenheid, wat ik erg interessant vind.' De verzen hadden de natuur en het licht als basis, merkte een ander op. 'De gedichten waren vol met impressionistische beelden, die kleine indrukken van kleur, geuren, licht, momenten en fijne bewegingen in mij wekten.' Aan het einde van het derde college deelde ik enkele cadeautjes uit van Zeeuwse overheden en instellingen - de provincie Zeeland, de gemeente Veere, het Marie Tak van Poortvliet Museum Domburg, de VW Domburg/ Oostkapelle en last but not least het Zeeuws Tijdschrift - die dankbaar in ontvangst werden genomen. Bye-bye Budapest Elke nacht kende een ritueel. Om een uur of drie zette ik thee, beantwoordde mijn e-mails, schoof een stoel bij het raam en staarde de nacht in, naar de dui zenden lichtjes van een sprookjesstad. De hoofdstad Budapest - uitlaatgassen stroomden door haar aderen, zwervers bedelden er, of erger, hadden de moed opge geven en vormden onder lagen vodden stille plekjes, eilandjes, in het hart van de stad; metro's en bussen spuugden mensenmassa na mensenmassa uit - en toch was zij, de eeuwen dragend, wonderschoon. Het was bijna kerstmis. Overal stonden kerst stalletjes, werden kastanjes gepoft, flonkerden goud kleurige en rood en groene kerstversieringen. Mijn Hongaarse uitgever stond met een boekenstalletje op het Oktogon-plein, het Góth-boek had er een mooie plaats in gekregen. We gingen op bezoek in de uitge verij dronken thee in het mooie, een Transsylvaanse sfeer ademende appartement van Anikó, dineerden bij onze in Budapest gestationeerde vrienden Dick en Liesbeth van den Ham en zagen Judit en Laszló op vrije momenten zoveel mogelijk, maar het was druk, de tijd vloog voorbij. De Pester Lloyd publiceerde een mooi artikel over de Góth-tentoonstelling en er kwa men steeds meer bezoekers. Op de dag van ons ver trek brak de zon weer door. Budapest schitterde. Met een licht gevoel van melancholie reden we uit de stad weg, wetend dat we terug zouden komen. Bye-bye Budapest. So long! O - i6 Zeeuws Tijdschrift 2001 /t

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2001 | | pagina 18