André van der Veeke Nee, ik ben geen onecht kind van prins Bernard. En nee, ik wil me niet in de Zorreguieta-discussie mengen. Als ik al een oplossing bij de hand heb in verband met de affaire Z., dan zou het deze zijn. Laat de man gewoon komen, laat hem desnoods op het bordes verschijnen, naast Bernhard (de verdachte hoek). Als de huwelijksplechtigheden voorbij zijn moet er wel ergens een Fokker Friendship gereed staan. Bernard stapt waarschijnlijk gewoontegetrouw in en Jorge zal hem wel volgen, bekend als hij is met dat vliegtuigtype. Vervolgens vertrekt de piloot richting Noordzee. Op mijn achttiende was ik hoofdredacteur van een schoolkrant met de naam G.G.. Ik gebruik liever een afkorting, omdat de volledige naam spotlust bij de lezer op zou kunnen opwekken. Ik heb het over het jaar 1966. Prinses Beatrix trof een jaar eerder tussen de bosjes in Soestdijlc haar Claus aan en wilde met hem huwen. De plechtigheid moest in Amsterdam plaatshebben, daar stond ze op. (Het was een heel eigenwijs prinsesje!) In Amsterdam was de sfeer gespannen in die dagen. De nieuwe mens was opgestaan. Hij noemde zich provo, hield happenings, liep het liefst in het wit gekleed, deelde krenten uit aan voorbijgangers, gaf een provocerend blaadje uit en schudde de kussens van de gezellige vaderlandse huiskamer flink op. Ik zelf was toen een jonge geïnterneerde. Mijn wasnummer was K30. Ik had niks, ik mocht niks, maar ik beschikte over een speciale antenne die iedere kleine hoopvolle verandering in de buitenwereld opving. Als hoofdredacteur werd me gevraagd om tijdens een vakantie een jeugdcongres bij te wonen in Zeist. Ik ging om voor de hand liggende redenen graag op de uitnodiging in. De bijeenkomst was georganiseerd door een instelling van de E.E.G. De toenmalige minister van buitenlandse zaken, Joseph Luns, zou ons per soonlijk toespreken. 17 Zeeuws Tijdschrift 2001/1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2001 | | pagina 19